donderdag 28 februari 2013

De Afscheidsrede

Zo had ik het in gedachten, een toespraak gehouden aan het eind van een treurige verregende avond in een naargeestig restaurant. Het opgevouwen papier uit de binnenzak gehaald. Me even vasthoudend aan een stoel. Met een grote slok het glas legen en dan met zwakke stem de woorden loslaten als een zwerm kleurige kooivogels…

“Vrienden, collega’s, Baas & Bazin… Dit is een bijzondere avond: mijn laatste avond als werknemer van Jet Set. Het is een avond die ik me in mijn hoofd vele malen geprobeerd heb voor te stellen, maar het heeft toch weer ieder voorstellingsvermogen getart. Er gaat op dit moment zo veel door me heen, dat het bijna onmogelijk is er iets van mee te delen aan jullie. Ik denk aan de warmte die ik zo vaak heb mogen ervaren, de tedere gevoelens van zoete heimwee & verknochte vriendschap, de vele momenten van vreugde & tragiek die we al die jaren met elkaar beleefd hebben. De Intense Gesprekken, de oprechte kameraadschappelijkheid en natuurlijk ook de Moeilijke Momenten waar we samen doorheen kwamen, in eendracht en met opofferingszin. De lieve hond.
Op deze plaats wil ik en moet ik zeggen hoe veel ik al deze jaren gehouden heb van sommigen onder jullie. Niet iedereen van hen kon er vanavond bij zijn, de meesten van hen zijn al jaren geleden uitgezworven over de zeeën, maar ook hen herdenk ik met veel plezier hier vanavond. Ik zal geen namen noemen maar dit [spreker maakt handzoengebaar]… dit is voor jullie!
Het zoveel jaren samen zijn betekent natuurlijk ook je soms elkaar eens goed in de ogen moet kijken en elkaars waarheden met koningswater moet besprenkelen om te kijken hoe dik de laag verguldsel is. En niet alleen die van een ander, ook die van jezelf. Het kan niet altijd vredig en harmonieus zijn; daar moet aan gewerkt worden. Soms zijn er kleine dingetjes die eventjes heel groot lijken, ergernisjes die de dag erna alweer vergeten zijn, weggespoeld met wat pinten en elkaar eens op de schouder slaan. Het zou flauw zijn die dingen elkaar nog tijdenlang na te dragen. Dat is niet de stijl ik probeer na te leven... Je slikt eens en lacht hartelijk om jezelf en om de anderen. En je lacht om het idiote gewemel van het leven dat we zo serieus nemen…
Er zijn echter ook momenten waarop je  sommige dingen wel moet uitspreken. Je moet je medemensen niet het recht ontnemen de waarheid te horen. Ze laten zweven in de droom van de illusie… te laten baden in een vals bad van surrogaat-ezelinnenmelk... nee, het is belangrijk je medemensen te verrijken met de waarheid, al kan die soms pijn doen.
Daarom zijn hier een paar dingen die niet onvermeld mogen blijven, al was het alleen maar om de schijn weg te nemen dat ik een hypocriet zou zijn. Dat is niet het geval. In feite is het juist om niet hypocriet te zijn en hier vanavond weg te gaan met bittere gevoelens dat ik vrijuit spreek. Het geval wil, dat ik veel van wat ik nu te zeggen heb, lang heb binnengehouden, voornamelijk uit medelijden met de betrokkenen en een misplaatst idee van barmhartigheid. Maar ook gedeeltelijk door een vreemde hang naar zelftuchtiging. Omdat ik onder de indruk verkeerde dat de mensen die het betreft ‘ook maar simpele zielen’ waren, verblind door de valse goden van de wereld en te onkrachtig om zich aan die verblinding te onttrekken… neemt u me mijn barokke woorden vanavond niet kwalijk alsjeblieft, ik heb er een paar op en kan mezelf moeilijk aanpassen. Wat ik bedoel, verdomme, is, dat ik jarenlang gedacht heb dat iedereen van u goed zijn best deed om zich zo fatsoenlijk en rechtschapen mogelijk te gedragen als hij of zij maar kon. En als iemand zijn best doet kan je hem of haar niets kwalijk nemen, zo is het toch?
‘Onder de mantel der liefde’ heet zoiets in de volksmond geloof ik. De volksmond is wel een toepasselijk woord hier, want als er voor mij één ding komt bovendrijven als ik denk aan de algemene sfeer bij ons bedrijf, dan is het wel de volkse aard ervan: die goeie ouwe joviale volkse sfeer… toch? Zo geroemd in romantische nostalgische televisieseries voor massavermaak, over bendes waar men scherp van de tong is maar in tijden van nood klaarstaat voor elkaar, verbroederd met elkander… Woest maar niet ledig… dat idee.
Een mooie fantasie, die spiegel van eigenliefde van het proletendom. Dit kantoor was voor mij de eerste kennismaking met een bot, boers, egoïstisch, dierlijk soort irrationele agressie en, al zal ik haar met genoegen herdenken, ik hoop haar nooit weer tegen te komen. Hoe vaak ik bijvoorbeeld niet onze directrice Rachel heb horen dreigen om deze of gene ‘de kop van de romp te trekken’… ha ha, ja u lacht er nu om, maar zoiets verwacht je niet snel... Fysiek geweld als compensatie voor mentale tekortkomingen… de rode lijn van holbewoners tot roofridders…
Maar niet alleen deze mentaliteit zal me lang bijblijven. Nee, men kan ook denken aan heel andere dingen. Bijvoorbeeld de heersende mentaliteit als het gaat om geven & nemen. Zo herinner ik me nu dat ik eens ten behoeve van ons fraaie tijdschrift Amsterdam Journal foto’s ging maken in de hoofdstad en daarbij helaas, geheel buiten mijn schuld, één van de batterijen van mijn camera verloor in de Binnen-Amstel. Ik zie hem nog stuiteren en ik hoor nog het plonsje. Wat mij betreft was dit een schoolvoorbeeld van een ‘bedrijfsongeval’ en ik verwachtte dat Rachel het minieme bedrag voor het batterijtje wel zou willen vergoeden, vooral al omdat ik met mijn eigen camera op stap was voor het werk, en daarvoor niets rekende, laat staan voor een lunch of parkeerkosten of dat ik ongeveer 13 uur bezig was geweest en slechts 8 uur rekende. Maar in plaats daarvan tekende zich een merkwaardig en mal soort woekermentaliteit af in haar: iedere euro die niet perse aan mij besteed hoefde te worden, die moest in de zak van de baas gehouden worden.

En die kleine dingen bij Jet Set stonden vrij schril tegenover de overduidelijke rijkdom en extravagante levenswijze van meneer & mevrouw directeur. Hoe kon dat? Gingen zij niet de hele tijd paardrijden, golfen, naar sauna’s en luxe vakantie-resorts, en schaften zij zich geen hele dure auto’s en computers aan? En dat doorgaans allemaal ook nog ten laste van het bedrijf. En dan niet een in de Binnen-Amstel gerold batterijtje willen vergoeden… een merkwaardige toestand.
Die fundamentele houding van vooral Rachel – het in woord & gebaar uitdragen dat het personeel vooral slechts een kostenpost is, en al allerminst een gewaardeerde medewerker voor de zelfde zaak – die zorgde voor een onuitgesproken schisma tussen haar en haar personeel. Onuitgesproken omdat ik iemand ben die steeds het beste van mensen verwacht en niet goed kan omgaan met conflicten over principiële zaken: wie niet snapt waar de morele grens loopt, die ga ik het niet uitleggen. Maar ook onuitgesproken omdat iedere poging tot dialoog, of zelfs maar een hint naar bepaalde dingen, steevast bij Rachel een hysterische reactie uitlokte van het bij voorbaat ingraven in eigen stellingen en een ongehoorde persoonlijke agressiviteit met wilde tegenaanvallen. Wie aankwam met iets dat de reuk van kritiek of ontevredenheid leek te hebben kon rekenen op een grootscheeps tegenoffensief met alle strijdkrachten die ze maar in zich had.

En zo durfde niemand wat te zeggen en zagen we toe hoe alles verslechterde en versoberde, tenminste, voor wat het personeel aanging. Over het zo lang beloofde maar nooit gematerialiseerde pensioen, over een loonsverhoging of over alle andere niet nagekomen beloften werd niet eens meer gesproken. Niet met de directie bedoel ik, want onderling ging het bijna nergens anders meer over. Het Pensioen werd gedurende vele jaren de leukste running gag  van het kantoor… tot het niet grappig meer was. Maar wie praat er nou over geld? Er zijn belangrijkere dingen. Warmte bijvoorbeeld. Halve dagen stond ik met dikke truien aan tegen de verwarming geplakt om het bibberen tenminste voor even te stoppen terwijl de mensen verderop in hun winterjassen zaten te werken.
En wat is fysieke warmte in het licht van menselijke? Dit brengt me mooi terug naar de situatie van vanavond: het afscheid. De afgelopen jaren heeft iedereen hier – ik kijk jullie aan en jullie weten dat het zo is – zich doodgeschaamd over de manier waarop dit bedrijf afscheid nam van haar medewerkers. De mensen die zich jarenlang hebben ingezet, met kolossale energie, slaafse houding en zonder ooit iets voor zichzelf te vragen. Die mensen, het zijn er volgens mijn laatste telling 55, teveel om nu op te noemen, ze werden allemaal abrupt aan de kant geschoven waarna in het beste geval een ‘etentje’ volgde… Een etentje als vanavond dus. Een etentje voor wie? Voor wat? Voor de afgedankte werknemer? Voor de collega’s? Voor het geruststellen van het geweten van de directeur? Of voor het publieke imago van de directeur? Wie het weet mag het zeggen.

Iedereen zou verwachten dat het absoluut minimum dat het bedrijf in zo’n geval kan doen is dat zij het etentje zou organiseren en ervoor zou betalen. Maar zo ging dat natuurlijk niet bij ons bedrijf. De afgedankte moest vaak zijn eigen vertrek organiseren. En bij één van de etentjes werd al van tevoren gezegd dat ieder voor zijn eigen eten moest betalen maar dat de afscheidsnemer vrijgehouden zou worden. Op zich erg genoeg? Ja, ik hoor het u denken… Maar het kan nog veel erger natuurlijk. Bij dat bewuste etentje voor Tamara Kruijsheer (ze wordt hier plechtig herdacht), dronk onze geroemde directeur Milo (die natuurlijk te laat kwam) sloten dure whisky’s – iets anders dan single malt was natuurlijk te min, ook al gooide hij het in zijn cola – maar, zo zei hij, dat zou hij zelf wel betalen. Vreemd genoeg was die belofte vergeten toen, een week of twee later, de directrice met de pet rondging bij het personeel om het etentje voor Tamara te betalen… toen werd de rekening, inclusief de fooi, gewoon gedeeld door het aantal aanwezigen. En niet veel later dwarrelde het bonnetje op mijn bureau voor de boekhouding zodat het volledige bedrag als bedrijfskosten ingeboekt kon worden, en het volledige BTW bedrag afgetrokken. Vandaar mijn vraag: waarvoor zijn die etentjes bedoeld?

Een zelfde soort truck werd uitgevoerd bij het afscheid van onze goeie ouwe Glen. Alleen werd daar pas achteraf verteld dat het afscheidsetentje voor eigen rekening zou zijn. Een bedanketentje voor de werknemer die in tien jaar tijd tonnen heeft verdiend voor het bedrijf, die nu afscheid ging nemen… het werd betaald door zijn collega’s. Ik herinner me het nog goed, het was ook hier in restaurant Jiorgos. Milo kon die avond niet zo lang blijven… er was een talentenjacht op TV.
Ach, weet u… het regent nu. Alles is verloren. En alles komt goed. Voor zover ik weet komt altijd alles goed. Ook wat niet goed komt, komt goed… Ik moet lachen. Ha ik lach! Wie? Ik sluit mijn speech nu maar af, berg de rest van mijn papieren op, neem nog een laatste glas en bedank jullie, mijn collega’s voor dit door jullie betaalde etentje. ‘Champagne voor de hele zaak!,’ roep ik als de Man uit het Ondergrondse! De tijd ontbreekt me om nu nog te vertellen over de andere verschrikkingen, het wantrouwen, de control freak, de leugens, het zielige vertoon van macht, het geloof in een kantoormentaliteit, dat die zou bijdragen aan een hogere productie… hoe komt een mens erop? Je schildert alles grijs en installeert een prikklok, en als de mensen dan minder werk gaan doen, of met minder plezier, laat je ze lijsten invullen van hun bezigheden en hoeveel minuten ze eraan besteed hebben en je begint iets dat je werkoverleg noemt maar in feite sessies zijn van het zinloos benoemen van onverbeterlijke toestanden… en als dat allemaal nog niet het gewenste effect heeft laat je een watercooler komen. Een watercooler… dan zou het allemaal wel beter gaan, want dat doen ze in Amerika ook op hun kantoren.

Goed, het is klaar. Ik bedank een ieder voor hun komst. Sandy, je was een grote bron van vermaak. Jeanette… we hebben veel gelachen en je was van iedereen de grootste criticaster van het kantoor, ik hoop dat je er vrede mee vindt; het is jammer dat je op het moment dat ik ontslagen werd mijn brieven niet meer wilde beantwoorden en niets meer van je liet horen maar hier nog wel zo heerlijk zit te smullen. Greg… ik dacht dat we vrienden waren maar ook jij hebt niets van je laten horen of je een op zijn minst een collega getoond; maar aan de andere kant heb ik je nog nooit op een persoonlijk mening kunnen betrappen dus misschien waren mijn verwachtingen te hoog gespannen. Ruud… waar is hij? Oh, die is even weg want toen het gezelschap zich meer dan drie seconden niet met hem, de grote Ruud Kerkhof, kon bezighouden is hij hem gesmeerd. Mike… het ga je goed makker, waar je ook bent. Ook een proost op de andere aanwezigen hier, al spijt het me dat ik hun namen niet ken, jullie, de stagiaires die zijn aangetrokken om mijn werk goedkoop over te nemen. Dat jullie maar fijn terecht komen en genieten van het leven! Milo, ik zie dat je op je stoel zit te drentelen; ik weet niet of er weer een talentenjacht op de buis is vanavond of dat je hoognodig moet pokeren op het internet, maar als je weg wilt houd ik je niet tegen. Rachel, moge God je genadig zijn… ik ben het niet.
En dan ga ik nu. Laat mij dit etentje maar betalen. Hier is vijfhonderd euro, dat moet genoeg zijn, meer heb ik niet trouwens. Ober… mijn mantel!”

woensdag 27 februari 2013

Disclaimer


Voor we verder gaan het volgende:

Opeens bedenk ik mij: wat nou als mijn prachtige,  mijn magnifiek slechte intenties aanvechtbaar blijken? Ik heb mijn hoogstaande doelen, het artistiek vieren van een grootse rancune en het chambreren van te lang geleden gebottelde gedachten. Maar wie zegt me dat die verheven redenen niet gezien zouden kunnen worden als een banale poging andere mensen te kwetsen of hen in hun nering te schaden? Hoe ver wil ik gaan? En hoe ver mag ik gaan? Waar liggen de wettelijke grenzen van mijn mogelijkheden en waar begint het domein van de Strafbare Feiten? Het is handig dit van tevoren te bepalen.
Het enige dat ik wil is het openbaar maken van mijn ervaringen. Ik wil dit doen op een prachtige manier, met alle schwung en inzet, groots, en zo raak als maar mogelijk is. Maar… wel binnen de kaders van de wet, al zou het alleen maar zijn om veilig te zijn voor juridische stappen; ik geef toe dat mij de moed ontbreekt voor een dergelijke zelfvernietigingsactie.

De wet staat niet altijd aan de kant van de kunstenaar, vooral niet als hij zich van strafbare feiten bedient als medium… Daar kan ik, als groot principieel voorstander van de rechtsstaat, respect voor hebben. Maar waar houdt het openbaar maken van de eigen ervaringen op en begint het strafrechtelijk gebied van Smaad & Laster? Laat ik dat, eerst onderzoeken, zodat ik mij kan verdiepen in wat de kaders zijn waarbinnen ik mij mag uiten.
Smaad is het zwartmaken van een ander door deze in het openbaar van feiten te beschuldigen waaraan hij of zij zich schuldig zou hebben gemaakt, zonder dat wordt gehandeld uit noodzakelijke verdediging of dat te goeder trouw kon worden aangenomen dat deze feiten waar zijn en dat het algemeen belang vereiste dat de feiten naar buiten werden gebracht. Het doel is het ruïneren van de reputatie van het slachtoffer.”

Ik weet niet in hoeverre mijn verdedigingsstelling houdbaar blijft als ik zeg: ja, er is wel sprake van een noodzakelijke verdediging, want mijn opgespaarde ervaringen zijn een te zware last om mee te dragen, en ja, de feiten die ik ga benoemen zijn allen waar, en nee, het doel is niet het ruïneren van een reputatie maar het beschrijven van een waarheid in onvergankelijk bloeiende kwade schoonheid.

Laster is het zwartmaken van een ander door deze in het openbaar te beschuldigen van zaken waarvan degene die de beschuldiging uit weet of had moeten weten dat deze onwaar zijn. Het doel is het ruïneren van de reputatie van het slachtoffer.

Ik neem aan dat ik de wet goed begrepen heb dat ik geen laster pleeg zolang ik geen onware dingen meld. Dat komt goed uit want er zijn meer dan genoeg waarheden te gebruiken om mijn rancune te vieren en, mocht dat zo uitkomen, onterechte reputaties bij te stellen. Maar zelfs in geval van waarheden, dan nog zou het gezien kunnen worden als smaad.
In de grond van de zaak ligt het als volgt: men mag niets openbaar maken van andere mensen, zelfs niet als het de waarheid is, als het als doel (of gevolg?) zou hebben de reputatie van die ander te ruïneren. Dan maakt men ‘slachtoffers’. Waar ik mezelf niet als slachtoffer zie van slechte werkgevers, zo wil ik ook hen niet zien als slachtoffer van mijn rancune. Integendeel: zij zijn het slachtoffer van hun eigen hebzucht en gebrek aan fatsoen, en mijn rancune heeft slechts schoonheid tot doel. Zij, mijn ex-werkgevers en ex-collega’s, zijn, integendeel, de grootste profiteurs van mijn rancune! Het zal ze aan de vergetelheid ontrukken door ze als hoofdpersonen op te voeren, in plaats van hen te laten wegzakken in de kleinburgerlijke bezinkput die anders hun deel zou zijn.

In de jurisprudentie vind ik verder: “Ook de waarheid vertellen kan smaad zijn. Pas wanneer de bewering in het algemeen belang is, is het toegestaan.” Over het begrip ‘algemeen belang’ valt lang te praten. Maar tevens: “Een puur feitelijke mededeling kan geen smaad zijn.”
Als ik het zo bekijk zal ik één veer moeten laten voor mijn hoogmis van rancune en dat is dat ik de namen van betrokkenen soms zal moeten vervangen door ‘bedachte’ of initialen in de gevallen van anekdotische verhalen. Maar misschien is het helemaal geen gelaten veer maar zelfs een groot voordeel. Een andere afweging is namelijk: kies ik voor het droogweg openbaar maken van de waarheid of kies voor de kwaliteit van de tekst? Dat is een makkelijke keus: de tekst, altijd. Wellicht geeft het schrijven over pseudoniemen zelfs wel een grotere vrijheid en, daarmee, een grotere kracht aan de tekst.

Ondanks mijn artistieke vrijheid wil ik hier aan ieder de mogelijkheid bieden mij te vragen bepaalde geschriften aan te passen als ze het niet met de strekking, diens beeldvorming of diens gevolgen eens zijn. Het lijkt me dat ik op deze wijze alles gedaan heb om de kwaliteit van de tekst te waarborgen, tevens die van de openbaarheid, en om aan strafvervolging te ontkomen. En daarmee is het dan nu de hoogste tijd een begin te maken met het verhaal.

dinsdag 26 februari 2013

Voorwoord

Het enige dat ik ooit van mijn werkgever op tijd kreeg was mijn ontslagbrief.

Met deze regel moest het beginnen dacht ik ooit. Dat was in een tijd dat ik nog vertrouwen had in bittere humor. Naast al het andere ben ik die bitterheid nu ook al kwijt.

Meer dan elf jaar werkte ik voor een loon net boven de armoedegrens voor een kwaadaardig klein bedrijfje. De omstandigheden waren barbaars, de bedrijfsleiding kwaadaardig en stompzinnig en het werk werd met de dag benarder doordat alles leugenachtig bleek en de beste mensen maakten dat ze er wegkwamen. Maar ik nam iedere plaag voor lief en bleef er werken. Waarom? Die vraag zal nog uitgebreid aan de orde komen. Dat doet er niet toe op dit moment.
Feit is dat ik bleef. Ik werkte constructief en optimistisch maar met iedere dag een illusie armer en gestaag afnemende motivatie. Hoewel ik beter wist, bleef ik mezelf voorliegen dat het een redelijk fatsoenlijke organisatie moet zijn en noemde ik mijn collega’s mijn vrienden. Dan, van de ene dag op de andere, wordt je gemeld dat je ontslagen zal worden en kom je er achter dat je bazen volslagen eerloze figuren zijn niet weten hoe snel ze van je af kunnen komen en je het liefste de straat uit willen schoppen. En die collega’s, waarvoor je door het vuur gegaan zou zijn, toonden zich als kleuters, achterbakse zwakkelingen die alle fatsoensnormen aan de kant zetten en geen woord meer van zich lieten horen.

Door tactische uiterst zwak opereren door de directeur en haar corrupte advocaat, duurt het ontslag lang maar komt het er uiteindelijk door omdat er mensen bij het UWV zitten te slapen die de leugens en misdadige praktijken laten passeren. En dan zit je thuis… met al je herinneringen en de geur van bittere amandelen. Dan is er nog maar één mogelijkheid: schrijven.

Denkt u niet dat ik schrijf om op een ordinaire manier na te trappen. Denk ook niet dat ik genoegen beleef aan het kwetsen van mensen: dat is iets dat ik nog moet leren. Dit is ook geen gewone wraak... dat is voor zwakkelingen. Wraak zal van een hogere instantie dan van mij komen. Wat ik wil is de rancune zijn… rancune omgevormd tot schrijfkunst. Een afgesplitste persoonlijkheid die in cape en donkere hoed die op mistige nachten geruisloos over straat gaat van schaduw naar schaduw in een wolk van absynth.

Jawel, ik schrijf uit rancune, dat geef ik toe. Waarom zou schrijven uit rancune slecht zijn? Rancune heeft onterecht zo’n slechte naam denk ik. Ik ben er trots op uit rancune te schrijven! De mensen hebben het alleen nog niet op een hoger plan weten te trekken en zijn blijven hangen in kleinzielige vuilspuiterij. Ik ben van plan te schrijven uit de hoogste gradatie van rancune: rancune als kunst. Bevlogen, begeesterde, bezield rancune. Ik heb niet de minste verwachting dat dit schrijven de ogen bereikt van mijn voormalige vrienden, of dat het iets uithaalt. Daarover heb ik zelfs niet de minste illusie. Ik heb er ook geen doel mee.

De enige mogelijkheid voor mij is de haat om te zetten tot iets groots… een Hoogmis van Rancune, een finale, rauwe, ontvelde afrekening... een dieppaarse wolk van zwavel & wierook die de slechtheid laat bloeien met dampende gifkelken en schel gelach vanuit de torens… En mogelijk een trap tot pure, etherische woordroes. Ach ja... Laat de dienst beginnen!

maandag 25 februari 2013

Na de reclame

Gedurende enkele jaren werkte ik op een klein kantoor in het landelijke plaatsje De Goorn. In het pand was een reclamebureau gevestigd, te weten Jet Set Studio. Ik zal hier enkele herinneringen opschrijven om ze levend te houden, de goede herinneringen te vieren en de mindere te recyclen tot goede herinneringen.