Voor we verder gaan het volgende:
Opeens bedenk ik mij: wat nou als mijn prachtige, mijn magnifiek slechte intenties aanvechtbaar blijken? Ik heb mijn hoogstaande doelen, het artistiek vieren van een grootse rancune en het chambreren van te lang geleden gebottelde gedachten. Maar wie zegt me dat die verheven redenen niet gezien zouden kunnen worden als een banale poging andere mensen te kwetsen of hen in hun nering te schaden? Hoe ver wil ik gaan? En hoe ver mag ik gaan? Waar liggen de wettelijke grenzen van mijn mogelijkheden en waar begint het domein van de Strafbare Feiten? Het is handig dit van tevoren te bepalen.
Het enige dat ik wil is het openbaar maken van mijn ervaringen. Ik wil dit doen op een prachtige
manier, met alle schwung en inzet, groots, en zo raak als maar mogelijk is. Maar…
wel binnen de kaders van de wet, al zou het alleen maar zijn om veilig te zijn
voor juridische stappen; ik geef toe dat mij de moed ontbreekt voor een dergelijke zelfvernietigingsactie.
Opeens bedenk ik mij: wat nou als mijn prachtige, mijn magnifiek slechte intenties aanvechtbaar blijken? Ik heb mijn hoogstaande doelen, het artistiek vieren van een grootse rancune en het chambreren van te lang geleden gebottelde gedachten. Maar wie zegt me dat die verheven redenen niet gezien zouden kunnen worden als een banale poging andere mensen te kwetsen of hen in hun nering te schaden? Hoe ver wil ik gaan? En hoe ver mag ik gaan? Waar liggen de wettelijke grenzen van mijn mogelijkheden en waar begint het domein van de Strafbare Feiten? Het is handig dit van tevoren te bepalen.
De wet staat niet altijd aan de kant van de kunstenaar, vooral niet als hij
zich van strafbare feiten bedient als medium… Daar kan ik, als groot
principieel voorstander van de rechtsstaat, respect voor hebben. Maar waar
houdt het openbaar maken van de eigen ervaringen op en begint het
strafrechtelijk gebied van Smaad & Laster? Laat ik dat, eerst onderzoeken,
zodat ik mij kan verdiepen in wat de kaders zijn waarbinnen ik mij mag uiten.
“Smaad is het zwartmaken van een ander
door deze in het openbaar van feiten te beschuldigen waaraan hij of zij zich
schuldig zou hebben gemaakt, zonder dat wordt gehandeld uit noodzakelijke
verdediging of dat te goeder trouw kon worden aangenomen dat deze feiten waar
zijn en dat het algemeen belang vereiste dat de feiten naar buiten werden
gebracht. Het doel is het ruïneren van de reputatie van het slachtoffer.”Ik weet niet in hoeverre mijn verdedigingsstelling houdbaar blijft als ik zeg: ja, er is wel sprake van een noodzakelijke verdediging, want mijn opgespaarde ervaringen zijn een te zware last om mee te dragen, en ja, de feiten die ik ga benoemen zijn allen waar, en nee, het doel is niet het ruïneren van een reputatie maar het beschrijven van een waarheid in onvergankelijk bloeiende kwade schoonheid.
“Laster is het zwartmaken van een ander door deze in het openbaar te beschuldigen van zaken waarvan degene die de beschuldiging uit weet of had moeten weten dat deze onwaar zijn. Het doel is het ruïneren van de reputatie van het slachtoffer.”
Ik neem aan dat ik de wet goed begrepen heb dat ik geen laster pleeg zolang
ik geen onware dingen meld. Dat komt
goed uit want er zijn meer dan genoeg waarheden te gebruiken om mijn rancune te
vieren en, mocht dat zo uitkomen, onterechte reputaties bij te stellen. Maar zelfs
in geval van waarheden, dan nog zou het gezien kunnen worden als smaad.
In de grond van de zaak ligt het als volgt: men mag niets openbaar maken
van andere mensen, zelfs niet als het de waarheid is, als het als doel (of gevolg?) zou
hebben de reputatie van die ander te ruïneren. Dan maakt men ‘slachtoffers’. Waar
ik mezelf niet als slachtoffer zie van slechte werkgevers, zo wil ik ook hen niet
zien als slachtoffer van mijn rancune. Integendeel: zij zijn het slachtoffer
van hun eigen hebzucht en gebrek aan fatsoen, en mijn rancune
heeft slechts schoonheid tot doel. Zij, mijn ex-werkgevers en ex-collega’s, zijn,
integendeel, de grootste profiteurs van mijn rancune! Het zal ze aan de
vergetelheid ontrukken door ze als hoofdpersonen op te voeren, in plaats van hen
te laten wegzakken in de kleinburgerlijke bezinkput die anders hun deel zou
zijn.
In de jurisprudentie vind ik verder: “Ook
de waarheid vertellen kan smaad zijn. Pas wanneer de bewering in het algemeen
belang is, is het toegestaan.” Over het begrip ‘algemeen belang’ valt lang
te praten. Maar tevens: “Een puur feitelijke mededeling kan geen smaad zijn.”
Als ik het zo bekijk zal ik één veer moeten laten
voor mijn hoogmis van rancune en dat is dat ik de namen van betrokkenen soms zal
moeten vervangen door ‘bedachte’ of initialen in de gevallen van anekdotische
verhalen. Maar misschien is het helemaal geen gelaten veer maar zelfs een groot voordeel. Een andere afweging is namelijk: kies ik voor het droogweg openbaar maken van de waarheid of kies voor de kwaliteit van de tekst? Dat is een makkelijke keus: de tekst, altijd. Wellicht geeft het schrijven over pseudoniemen zelfs wel een grotere vrijheid en, daarmee, een grotere kracht aan de tekst. Ondanks mijn artistieke vrijheid wil ik hier aan ieder de mogelijkheid bieden mij te vragen bepaalde geschriften aan te passen als ze het niet met de strekking, diens beeldvorming of diens gevolgen eens zijn. Het lijkt me dat ik op deze wijze alles gedaan heb om de kwaliteit van de tekst te waarborgen, tevens die van de openbaarheid, en om aan strafvervolging te ontkomen. En daarmee is het dan nu de hoogste tijd een begin te maken met het verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten