woensdag 6 november 2013

Het Etentje II

Van MV aan MK, 23 november 2009, 13.50

 
Ha die M.,

De dingen waarnaar je vraagt kán ik wel beschrijven, maar dan zal ik daarna de mail moeten weggooien want ik durf mijn handen er niet voor in het vuur te steken dat mijn bazin mijn mails niet bekijkt. (Hoewel ik dan misschien al lang geleden weggeschopt zou zijn.) Sommige van mijn gedachten zijn niet slecht en ook niet geheim, maar die liet ik alleen maar weg uit mijn vorige mail om hem niet al te lang te maken. Inderdaad is dat waar het nou echt om gaat, en de gebeurtenissen zijn maar het podium voor de acteurs Gevoelens & Gedachten.

En... die zijn er continu natuurlijk. Al meteen in het restaurant waarbij ik iedere handeling van mezelf en van alle aanwezigen analyseer, niet alleen van de mensen aan onze tafel, maar zelfs van vreemden. Meestal volgt er meteen ook een vergelijking met mezelf waarbij ik bijna zonder uitzondering negatief over mezelf denk. Dan zie ik een verliefd stelletje zitten, of een groepje vriendinnen, en dan zie ik mijn eigen tekortkomingen in volle hardheid. Maar ook het interieur, de bediening, de entourage, de menukaart moeten bestuderen, ad infinitum… alles wordt grondig onderzocht, gewogen en vergeleken met situaties van vroeger en in de toekomst. Dat zijn de 'normale gedachten'. Maar veel specifiekere waren er natuurlijk over mijzelf en mijn collega's in de tweede helft, toen iedereen zo los werd en loslippig. Dat je dan beseft hoe zeldzaam het is als de levens van collega's elkaar echt raken, en hoeveel leven er schuilgaat achter die façades die iedereen optrekt. Etc. En hoe ik op dat soort momenten echt veel houd (nuchter als ik was!) van die mensen die ik soms wel eens negatief neerzet, maar juist omdat ze zo zelden menselijk zijn. Noem maar op... (ik zou nog veel meer gedachten kunnen opsommen, maar dat was niet de hoofdmoot waarnaar je vroeg).

Baas & Bazin, daar ging het eigenlijk om dus. Waar moet ik beginnen? Het is moeilijk een los draadje te vinden in die bal van leugens en wansmaak. Het minst erge is misschien nog het chronische wangedrag van mijn baas, de 120 kilo zware peuter, de rasegoïst, de ADHD narcist... Hoe hij binnenkwam, luid schreeuwend, zichzelf gigantisch grappig vindend... meteen 'slemmers' naar binnen ging slaan, vele whisky’s van de duurste soort, zich echt gedragend als de baas die zich nergens wat van hoeft aan te trekken, ieder gesprek over zichzelf liet gaan, deed (zoals hij altijd doet) alsof dit het zoveelste feestje was ter meerdere Ere & Glorie van hem, en niet het afscheidsfeestje van een koudhartig ontslagen collega. Hij liet dan ook op geen enkel moment blijken dat het hem iets deed, begon steeds over het feestje dat we met Kerst zouden gaan vieren (waar Tamara Kruijsheer, mijn ontslagen collega, dus recht tegenover zat... wat moest zij wel niet denken!), bestelde steeds meer drank, teveel eten dat hij vervolgens luidkeels afkraakte, of niet op kon, zei nare dingen tegen zijn vrouw en was op een gegeven moment door zijn energie heen. Dan wilde hij plotseling weg... Galilei had toch geen gelijk: de wereld draait helemaal niet om de zon maar om Milo van Wijk!

Maar ook dat was nog niet het ergste... het ergste zijn bepaalde zakelijke vragen die ik heb. Zijn er echt schandalige dingen aan de hand hier of zou iemand er toch nog een excuus/reden voor hebben? Bijvoorbeeld dat Tamara ontslagen werd omdat Get Set zogenaamd niet genoeg winst maakte; dat een te groot percentage van de omzet aan salaris opging. Daar heb ik vele vragen bij. Niet alleen dat mijn bazin eerst een ruim salaris kreeg terwijl ze zelf steeds minder ging doen (van 5 dagen full time naar 3 à 4 dagen 'en paar uurtjes'), maar ook het wegsluizen van bedragen naar haar privé Holding maatschappij. (Ik zie veel als boekhouder! #1) Dan de opmerking van een andere collega tegen wie mijn bazin had gezegd haar eigen salaris niet meer uit te betalen... terwijl ze juist precies ten tijde van het ontslag haar eigen salaris met 25% heeft verhoogd ('ik zie veel als boekhouder!' #2), dan opmerkingen van Tamara over haar verdediging tegen haar ontslag, dat ze bijvoorbeeld de wiggelroedelopers ter sprake bracht (terecht!)... dat mijn bazin daarop zei dat die niet door Get Set maar door het Mediateam (het bedrijf van mijn mannelijke directeur) betaald werden... terwijl dat niet waar is (('ik zie veel als boekhouder!' #3)... en zo nog veel meer dingen, en hoe ik daar niet over durfde te praten met mijn collega's, ook al omdat ik niet weet hoe alles precies zit, maar hoe ik vrij ernstige bedenkingen heb gekregen... Mijn baas en bazin zijn voor mij nu definitief in een zeer lelijk licht komen te staan, van egoïstische, geldbeluste frauderende (?) mensen-zonder-ethisch-besef. Ik kan daar héél slecht tegen! Waar ben je zonder moraal? D a t   k e u r   i k   a f, zeg ik streng! Al met al dus nogal ernstige gedachtes, en misschien kom ik er zo nog op meer, maar dit is wel even genoeg zo voor je denk ik.

Bedankt voor prijzende woorden trouwens; dat scheelt want ik laad natuurlijk een karrevracht schuldgevoelens op me na sociale gebeurtenissen, waarbij ik me vooral realiseer waarin ik tekort ben geschoten en niet de punten van overwinning.  Jij denkt dat ik 'niet meer stuk kan', terwijl ik vooral denk 'ze zullen me wel een stugge droogkloot gevonden hebben'. Maar ja, je kan niet aan het piekeren blijven, hê hê hê... Ik ga nu je weekendverhalen lezen. Bovenstaande niet teruggelezen dus waarschijnlijk vol spelfouten e.d. Groetjes maar weer,

Martijn


P.S. Als ik getild wordt, dan weet ik liever niet door wie. Zo controleer ik mijn kassabonnetjes ook nooit, omdat ik het liever niet weet als ze weer eens de gewone prijs gerekend hebben in plaats van de actieprijs. Jij werd door een gezichtsloze, zich schuilhoudende booswicht (net als de boeven bij Scooby Doo) genaaid bij Univé terwijl ik een halve avond en dus nu weer een hele ochtend met die mensen moet omgaan. Nu kreeg iedereen bijvoorbeeld het volgde mailtje vanmorgen...

"Het totaalbedrag was 338,25 en ik heb 10,- euro fooi gegeven dat komt neer op 43,50 als ik het deel door 8 want Tamara hoefde niet te betalen! Ik vond het heel gezellig en hoop dat Tamara het ook gezellig vond. gr. Rachel"

Dan kan ik niet anders dan denken 1. wat kil van woord en toon, wat een open graf... 2. waarom noemt ze zichzelf eerst, het ging toch om Tamara, 3. hee, maar Milo zou toch, zoals hij beloofd had, méér betalen, omdat hij zoveel dure whisky’s dronk (gewone was niet goed genoeg natuurlijk), 4. kon het bedrijf niet een gebaartje maken, al was het alleen maar om voor Tamara te betalen… moeten de collega’s nu haar ontslag betalen? Een gebaartje zou wel sjiek zijn... en 5. wanneer krijg ik het bonnetje om in zijn geheel in te voeren in de administratie als bedrijfskosten?

 

Het Etentje I


Van M. aan M., 23 november 2009, 12.04


Dag M.,

Van afgelopen vrijdag kan ik een lange en een héle lange versie opschrijven... maar ik zal mezelf zoveel mogelijk muilkorven, want uiteindelijk ken jij al die mensen helemaal niet en ben je op een dag als vandaag misschien niet zo geïnteresseerd in duistere bespiegelingen, openhartige zelfreflecties, lyrische sentimenten en noem al die onzin maar op. Graag zou ik het lang opschrijven om er misschien zelf nog iets van te begrijpen, maar ik kort in.

Ik reed hier weg met een auto vol collega’s om in Alkmaar het ontslag van Tamara Kruijsheer te gaan opluisteren met een etentje. Parkeren in de Karperton, door de hoerenstraat, het Mexicaanse restaurant in... De rest kwam wat later, toen wij vieren en Tamara (die op tijd was) al een drankje gedronken hadden. Tonic voor mij. Ik zat fijn aan de zijkant van de tafel en was wel opgejaagd en onrustig, maar ik hield prima vol. Mijn Baas & Bazin zaten vlak bij me, wat me enkele aardige en vele onaardige momenten opleverde... (enkele gedachtes daarover kan ik niet eens over de mail delen met je ze zijn te erg maar neem van mij aan dat ze me tot ver in de toekomst zullen bijblijven). We aten, we dronken, we kletsten, er leek wel niets aan de hand. Vier collega's waren helemaal niet gekomen (!) en een, Greg, was omdat hij geen kinderopvang kon regelen eventjes langsgekomen met zijn dochtertje, wat ik toch erg aardig vind want hij woont in Heerhugowaard. Een bosje bloemen, een kaart, een cadeautje en voor de deur van het restaurant nog een tijdje drentelen, toen gingen Baas & Bazin en twee collega's weer. De rest, wij vieren en Tamara dus besloten nog wat te gaan drinken. Ze deden erg bezorgd voor mij, denkende dat ik het vreselijk zou vinden, maar hoe slecht kennen ze mij dan! Natuurlijk houd ik niet van drukke kroegen met hakkende housemuziek, maar ik was er voor hen; ik had me al dagen tevoren voorgenomen alles te nemen zoals het zou komen en al waren we naar een karaokebar of stripclub gegaan, of al moesten we gaan salsadansen... ik zou meegaan! De knop was al om.

Wij gingen een kroeg in op het Waagplein waar ik nog steeds frisdrank dronk (later, toen ze maar bleven aandringen één wodka gedronken) en zij steeds 'nog één laatste dan' bier, wodka en sambuca dronken en steeds dronkener en emotioneler werden, vooral Tamara zelf die bij de Mexicaan ook al menig glasie tot zich had genomen, de schat. Veel openhartige praat, o.a. ook over dat ze behalve deze ontslagellende ook nog privé-sores heeft. Veel om elkaars schouders vallen, huilen, zoenen en woest gelach ook tijdelijk geestige opmerkingen. Doorgelopen mascara & verloren dromen... Eindelijk... eindelijk waren we mensen, wij kantoorzombies die jarenlang over laarzen en Tv-programma’s gesproken hadden zonder elkaar toe te laten tot onze echte leefwereld. Waar drank al niet goed voor is! Ik ondertussen stond er broodnuchter, maar evengoed ontroerd en onder de indruk en tevreden met hoe mooi dit afscheid was. Droevig, dramatisch, en potsierlijk misschien zelfs, maar alles, ja alles is beter dan het afgrijselijke handje-toespraakje-bosje bloemen op het grijze kantoor en de kille buitenwereld in!

Terwijl Tamara in haar eentje zwalkend op de fiets terug naar huis ging liepen wij weer terug naar de auto. De anderen rekenden de parkeergarage af (waarover ik me toch nog schuldig voel, zoals ik me over alles schuldig voel) maar lieten het uitrij-kaartje in de automaat zitten; die vond ik alsnog gelukkig. Een mooie terugrit vol gesprekken. Ik bracht iedereen naar huis en plofte om één uur 's nachts op mijn bank waar ik in diep gepeins verzonk tot een uur of drie, vier. Ik dronk één (1) glas wijn en keek naar een of meerdere herhalingen van Pauw & Witteman, zonder te luisteren.

Na de tijd


Dat boek werd niet geschreven. Het ging niet, het mocht niet. De zegen lag er niet op. Of de wind was tegen. Het dorp was uitgemoord voor er een zin uit de overlevering naar de bewoonde wereld kwam. Hoe het ook zij, het boek werd niet geschreven.
De dagen gingen voort in domme regelmaat, de uren tikten weg. Ik kwam iedere dag op tijd, werkte zo hard ik kon en ging meestal als laatste weer weg. Wie ik daarmee wilde plezieren, dat kan ik niet goed zeggen. Misschien was het alleen maar een instinkt, om mijn geliefde medewerkers zo lang mogelijk te zien en bij ze te blijven. Zo deed men dat in de oorlog.

donderdag 11 april 2013

Incantatie


We bevinden ons vandaag weer op het kantoor, gezeten in de mosterdkleurige bureaustoel aan de crème plastic tafel. De koffie staat dampend kringen te trekken, de computer warmt op, het riet wuift kalmpjes voor de sloot. Wie had dit ooit gedacht… zo te komen werken op een kantoor als dit, onder TL-balken met een telefoon met spiraalsnoer. We kunnen het van de trieste kant bekijken maar dat is nergens voor nodig. Want wat is dit leven toch mooi! Geen half leven in afzondering en gemis, maar een heel! Weliswaar op een duister zijpad, maar toch een heel en volwaardig leven vol onontdekte insecten en zelden-geziene verdorven bloemen. Maar toch... daar zitten we dan. Zware objecten vallen wél sneller dan lichte! Eén-nul voor Aristoteles. Mijn jiu jitsu leraar zei altijd: ‘als jouw truc niet goed werken, jij beter hard lopen.’
Het is toch merkwaardig gesteld met het dierenrijk. Je hebt een vuurvogel, vuurvlinder, vuurmier, vuursalamander, vuurbuikpad, vuurgoudhaantje, vuurkopbaardvogel, vuurpijlinktvis, vuurrugvazant en niet te vergeten de vuurwants. Daarnaast een waterspreeuw, watersalamander, waterkever, waterspin, waterhoentje, wateragame, waterhaas, waterjuffer, waterkonijn, waterleliemot, waterkoedoe, wateropossum, waterslak, waterral, waterrat, waterzwijn, waterrietzanger, waterschorpioen, waterslang, watersnip, watervlo, waterdwerghertje en de waterbuffel… Een hele boel. Voorts zijn er een aardworm, aardhommel, aardboktor, aardwolf en aardvarken. En voor de lucht alleen maar een luchtpijpschreeuwvogel, een weinig artistieke nomenclatuur overigens… Het is duidelijk dat het Luchtruim niet de natuurlijke habitat van de mens is. De aarde wel, maar pas als hij dood is en dan valt er weinig meer te determineren. Er is wel een Luchtmens, maar die komt niet voor in het Grote Dierenboek.

Maar dan nu aan het werk… da capo al fine. Waar is mijn gum? En waar is mijn Guru? Wie leidt mij hier doorheen? Wie spreekt met mij? Een mens heeft iemand nodig om mee te praten. Iemand die dezelfde taal spreekt… voilà! Een mens van hetzelfde spreeksel, zal ik maar zeggen. Geest en woord, gelijk van klank en betekenis. Dag, heeft u misschien mijn woord gehoord? Valk, valk, krulteken, ibis, cirkel, mannetje die zo doet, drie mannetjes in een bootje, oog, gestileerde palm, nog een oog, punt, uit, stik d’r maar in. Nee, maar even serieus: wie spreekt mijn taal hier? Niemand. Hallo meneer de perforator, hoe maakt u het deze grijze morgen? Nichts…
Misschien als ik over die lamp wrijf dat er dan… Of misschien kan ik het Kleine Volkje aanroepen, of de Grote Geest. De Groene Man? Oh Heer ziet mij aan… Vergeef ons, ze weten niet wat ze doen in de directiekamer! Maar laat ik me even concentreren… riobaldo diorama, riobaldo diorama, riobaldo diorama… diadorím.

Hee, de telefoon. “Bedset, goeiemorgen… nee mevrouw, u spreekt niet met De Knorr, nee, helaas, wij zijn een... Wat? Nee. Ja, die heerlijke preisoep? Nee mevrouw, ik kan u niet helpen, ik weet ook niet waarom die niet meer in de supermarkt ligt. Heel jammer! Ik zou zeggen vraagt u er bij uw erkende handelaar om en wie weet dat ze… Goedemorgen mevrouw.” Riobaldo diorama riobaldo diorama... diadorim.
Misschien dat ik een Magische Stof moet maken... men neme zeven stukken spiegel, zeven ravenveren, zeven nietjes (gebruikte natuurlijk) drie wimpers van een neger, een handje confetti uit de perforator, drie el plakband, rood puntenslijpsel en dit alles tot een pasta gekneed met oog van salamander en teen van pad, schaamhaar, kauwgom en koffiedrab. Hierin schrijven wij op improvisatie perkament een Geheime Boodschap. Een Spreuk. Een krachtige invocatiespreuk om ergens een gelijkgestemde geest te vinden… iemand om mee te praten. Of iets ter verdelging van dit kantoor. Waar laat ik mijn Indiculus? Waar zijn mijn grimoires? Niet hier tussen de ordners natuurlijk. Nee… alweer telefoon.

donderdag 4 april 2013

Nu Koop


Koop nu koop nu koop nu koop nu koop nu koop nu koop nu koop...
EINdeLIJK… Nu is er nieuwe Burf, dat is echt heel goed wasmiddel. Door de gepatenteerde actievoorwaarden. Niet in combinatie met andere. Bruisend, niet pluizend. Duizend dingen strelen de fluweeldroge huid met ultrafijne microkristallen, voor een aanvulling op de voeding. Dus u gaat gewoon naar Troepé! Altijd voordelig, nooit overspelig. Tweede fles gratis. De Kinderen! U geeft toch om uw schatte-watte-boutjes?

Vroeger moest u zwoegen, maar dat hoeft nu niet meer. Maak de slagzin af en ding mee. Geloof het of niet, in luttele seconden, zeg maar dag tegen menstruatiepijn, ja ja, ook u meneer. Geweldig! Ongelooflijk! Dus? De worst van de toekomst, probeer het zelf en neem dus altijd antiglans! Zolang de voorraad strekt. Nu met keuzekorting, reuzenkorting, reuzendoder, neuzenkoker, kneuzenkorting, peniskoker…
Het is nog nooit zo eenvoudig geweest. Dus! Kom naar de dealer voor een proefrit, de eerste auto met adapted forward lighting en het exclusieve DNA hair-repairsysteem. De unieke action formula die nare geurtjes neutraliseert en je pasta stabiliseert. Je nieuwe gras nieuw gemaaid in een nieuwe handomdraai, dé fashiontrend voor je haar. Jong geleerd, oude kaas. Gratis en voor de hipst stralende huid, een lieve duit, glansruit, plastuit, weeromstuit, duivelskruid. Derde BH gratis! Het management ingedekt. Nieuw, originele Pussylick2000©, met krokante bodem en de fijnste hop, langdurige frisheid, plakt niet, voelt niet droog, glijdt gemakkelijk door de haartjes. Dus wees er snel bij. Nu tijdelijk extra voordelig. Verwijdert luchtjes, op is op. Mannen weten waarom! Heden geen vissoep, voor maar één-negenennegentig…

Uitzicht

Ik weet niet. De dikke lucht, de ontspannen sfeer die kwam met de gewenning. Want het werd zeker meer ontspannen later, ondanks in elkaar draaiend telefoonkoord, de stroperige tijd, verveling en de bedrijfsleiding die steeds bizardere gradaties van paranoia en gierigheid ging vertonen. Het kon me in die dagen allemaal geen moer meer schelen en er was lome ontspanning.

Dan viel alles weg. En was er alleen nog maar zijn en kijken. Wat te zeggen daarover? Ach. Het raam denk ik… met die lamellen, dom en traag naar beneden vallend, star en pestend, plastic tralies opstijgend van de grindvloer of hangend vanaf het plafond, dat deed er weinig toe. Stalagtieten of -mieten. De ramen werden goed gewassen natuurlijk. Altijd. Zolang er een glazenwasser gevonden kon worden die zijn nek wilde breken voor een zwart tientje zonder bedankje, dan waren de ramen goed gewassen. Properheid, nijverheid, serieuze grote mensen… dat moesten ze van ons denken… met een glanzend bord voor de deur met in zakelijk font de namen van de bedrijven erop. Net echt.

Ik vertelde dus van het raam. In mijn stoel, kijkend door de ruimte over het bureau, langs de plant, daar was het raam. En daar doorheen een grindvlakte met een stukje grasveld. Netjes, niets van te zeggen. Mijn voorstellen er een tuinkabouter te plaatsen werden niet aangenomen. Nu was er dus alleen grind en gras. En een rietkraag daarna, een bijna onzichtbare sloot met soms een zwaan of twee – verbazend hoe hard die beesten kunnen peddelen! – en daar weer achter de weg waar het poldervolk naar hun bollenschuren, kantoorbanen of weet ik veel naar wat voor onbelangrijke dingen die mensen moesten gaan. Na de sloot een parkje, een Stukje Groen. Keurig geknipte struiken, schelpenpaadjes en een houten torentje waar de dorpsjeugd op een pedagogisch verantwoorde manier kasteeltje kon spelen. Geen executies op het plein, rooftochten door barbaarse streken, woeste slachtingen en verkrachtingen onder de opstandelingen... geen dictators op het bordes. Alleen 'dat ik koning was en jij prinses'… Banale glitter en panache. Kijk maar op het gras. Leve de chlorofyl! Leve de lucht, tonronde nonnen en glazen vol drank…

Het licht zachtjes knipperend. Smeuïg brommend. Het kantoor is bezig, rommelt stompzinnig verder en gelukkig niemand die dit serieus neemt. En weer een tevreden klant het bos in gestuurd. De directeur is er toch niet, die staat op de golfbaan te brallen, schreeuwend in de grond te hakken en die ene toevalstreffer later in de kantine veertien keer uit te leggen. Na ieder glas wordt het schot majestueuzer.

Of iets over die hond die daar rondliep, die stomme aardige gele hond, lui, dik en verwend, net als zijn baasjes. Een prima hond, als honden zijn. Als hij eten kreeg kwispelde hij. Als hij sliep snurkte hij. Naar vliegen happen met een mooi hol tandenklapgeluid deed hij niet. Misschien had de ervaring hem geleerd een goede inschatting van zijn kansen te maken en zag hij de zin van vliegen vangen niet langer in. Ook de hond was saai. Maar niet slecht. Soms wilde hij spelen en ging achter de gegooide bal aan, wulps hossend en fel. Maar terug kwam hij op een sukkeldrafje, of vergat zelfs helemaal dat hij de bal terug moest brengen. Dan zag hij een veertje, of een schaduw die hij wilde onderzoeken. Of hij rook iets dat op voedsel leek.

Soms ging de telefoon. Het licht viel duur door de getinte glazen. Alles was lelijk, kitschig en nep hier. Alleen het zijn was echt, wellicht. Ik verzonk in gepeins. ‘Je hebt een steenbok… steenuil… steenmarter, steenarend, steenkarper, steenpatrijs, steenvalk, steenvis, steenhommel… steenezel… kennen jullie nóg een dier met 'steen' jongens & meisjes?’

Kwart over negen.

vrijdag 22 maart 2013

Flarden


Uit het dagboek, mei-juni 2001
‘Na het tanken van een noodvoorraad Weidse Vlakte ging ik naar binnen. Schuw ploeteren, schor de collegae begroeten. Ik weet er niet veel meer vanaf en heb weinig behoefte aan herinnering. Alles in duigen. In de pauze stond ik weer aan het hek.’                  ‘Het is maar goed dat ik er niet iedere dag heen moet. De dagen thuis ben ik ook goed bezig natuurlijk en vandaag kon ik nog even doen alsof deze hele Jet Set nachtmerrie inderdaad maar een Boze Droom was.’                  ‘Om 7 uur werd ik wakker. De enorme angst & downheid is een beetje weggesleten, maar toch was het weer flink donker en zweten vanmorgen. Na brood en koffie bereiden vertrok ik, keek even naar het weiland, tekende iets en ging naar binnen. Masker op. Maar gaandeweg de dag werd ik steeds positiever. Het is een combinatie van oeroud gewennen en een aanval van pathologisch optimisme.’                   ‘Om half zeven of nog vroeger werd ik wakker van een mug en arbeidsonrust.’                   ‘Het contact met de collegae is nog wel geforceerd – en ik kan mezelf niet zijn – maar het is beter dan helemaal geen contact.’                   ‘Grappige voorvallen op kantoor, zoals dat ik naar de wc ging. Voor ik het wist hing ik met mijn leuter boven de wasbak maar toen zag ik mijn spiegelbeeld en sprak zeer geamuseerd hoofdschuddend hardop ‘totaal verwilderd!’ tegen hem voor ik toch maar gewoon in het urinoir piste.’                   ‘Recht uit mijn werk maar nog niet voldoende ‘geland’ om evenwichtige berichten af te leveren.                   ‘Er was veel werk voor me te doen en zo kwam ik mooi onontdekt de dag door.’                    ‘In de pauze liep ik in een korte droge periode even naar de weilanden en tekende een urinerende koe...’                   ‘Vandaag was de triestheid terug. Ik tekende weer een landbouwbeest aan het hek vanmorgen voor ik naar binnen ging. Het was moeilijk mij vrolijk te houden en aan de contractuele verplichtingen tegenover de collega’s te voldoen.’                   ‘grote marteling’                   ‘het kamertje’                   ‘archiefkast’                   ‘brood mee’                   ‘wachten op…’                   ‘En toen naar Jet Set, de plek waar ik ben om te vergeten.’

Daarginder


Dagboek, 10 mei 2001
‘De medicinale en onheil-bezwerende krachten van alcohol worden vaak onderschat; dat zien we vandaag maar weer. Gisteravond zat ik nog zwaar in de shit maar stopte de gedachten van doem & ondergang met nestactiviteiten (afwas) en bedwelming (whisky). Nadat ik vanmorgen was opgestaan zat ik beneden in staat van uiterste paniek met een kop oploskoffie en een pakje gesmeerd brood naast me. Het zweet brak me uit en misdadige benauwing kneep mijn keel dicht. Ik lijmde mijn oogballen aan de muur omdat het staren naar het effen witte behang wat van de gedachten absorbeerde. Nee, niet meer daarheen! Niet daar… Maar plotseling was ik het een beetje kwijt en kon ik mijn jas aantrekken en in de auto stappen om naar ‘die plek’ te gaan. Ik was een kwartier te vroeg en dus stond ik een tijd bij het weiland te kijken.

De werkdag begon. Mensen bellen, naar de klok kijken, mezelf groot houden en de onbeschrijfelijke schaamte verbijten. Het werd 12 uur: pauze. Ik snelde het pand uit en liep naar het weiland waar ik twee tekeningen maakte. Bij het kantoor zat de hele groep buiten op stoelen in de zon. Voorzichtig naderend probeerde ik bij ze te gaan zitten en trotseerde de goedkope schunnige praat en lolbroekerij. Daarna ging het werk weer verder. Om 5 uur zei ik: “mensen, ik ga er vandoor” en reed met barstende koppijn en krankzinnige gekte terug naar Hoorn. In de auto bedacht ik een krachtige bezwerende mantra: ‘zo, weer 100 piek verdiend vandaag.’
Je wilde een eiland? Dáár heb je een eiland! Daar! En toch maar grijnzen, klopvoetend tellen, het wollig circuspaard van futloos haar en vermolmde botten. Bekaaide grijsaard. Een land tranen, de ware taal van dood. Afgegist, most en droesem op de geur van oude ziekenhuizen. Zwijg, hypnose! Leef niet van inheemse stammen met vreemde gebruiken en schreeuwende logo’s, de kwaadaardige penose onder klotsende golven, vermoorde mongolen en vettig kristal. En je herhaalt je herhaalt.

dinsdag 12 maart 2013

Gearmd


Dagboek, dinsdag 8 mei 2001
‘Dit is geen gemakkelijke dag om van te vertellen. Het beste is nog om met de norse slagen van de klok mee te slaan en het verslag te beginnen bij 7 uur vanmorgen. Dat was ongeveer het punt dat ik wakker werd, flink koortsig en met het bekende executiegevoel. Zenuwen waren er niet. Ik bleef nog een tijdje liggen, starend naar het plafond als Charlie Brown. Ik dacht na over de komende dag en de beleefde dromen van de nacht, frontaal botsende auto’s, het afbreken van oude molens, ratten. Na opstaan, twee paracetamols, koffie en een waterverfschetsje kon ik op weg. De eerste werkdag... Voor ik echt naar binnen ging, zette ik de auto nog een tijdje stil bij het weiland waar ik bij de twee eerdere bezoeken ook al had gestaan. Daar was het groot en schemerig leeg. Even kijken en reflecteren. Kalm die paarden... Ik werd erg treurig. De uiterste consequentie van alles drong te sterk tot me door. Dit is het…

Naar binnen. Maar nu moet ik noodgedwongen gaan snijden en schrappen, kortom inkorten. Ik werd ergens achter een tafel neergezet en vervolgens bewerkt met de meest afgrijselijke informatie. Het begon me te tollen en te verduisteren, maar ik bleef de enthousiasteling spelen. Ik dacht hier aangenomen te zijn voor het controleren van teksten – in mijn eentje rustig en integer werk verrichtend – maar het bleek dat ze van mij een soort ‘spin in het web’ wilden maken. Zo noemden ze dat, waarschijnlijk niet doelend op het uitzuigen van insecten. Iemand die de ‘hele lijn’ gaat doen: contact met klanten, ‘advertentiemateriaal’ beoordelen, de administratie, enzovoort. Was ik maar dood.

Tijdens het werk dacht ik aan Popeye. Daarna keek ik van een afstandje naar mezelf. De andere mensen in het kantoor waren vreemde schimmen op wie ik probeerde normaal over te komen. Ik verfoeide mezelf om mijn onhandelbare schuwheid terwijl ik later in de pauze weer aan het hek over de vlakte stond uit te staren. ‘Het leven gaat wel erg lang duren, als het is met dit soort baantjes, tussen dit soort figuren, in grijze kantoortjes met mijn te sterke ongemakkelijkheid,’ bedacht ik. ‘Maar wat dan? Landloper worden, zeeman, gevangene of K… kotelettenbakker… de mogelijkheden worden schaars. Oh God, haal mij hier weg! Hier pas ik niet, hier mag ik niet zijn… zo mag ik niet aan mijn eind komen. Dit… kán… niet!’

Dit soort gedachten ketsten dreigend rond, soms afgewisseld met wat nuances als: ‘koest maar… deze paniek is er altijd de eerste week, de afschuw, de haat, de dissonantie… En thuis lach je er om. Toch? Het zou kunnen. Dus stel je niet aan. Of meld je morgen maar ziek… Nee, houd vol… Valt wel mee… Nee natuurlijk niet… Er is geen troost! De negatieve gedachten wonnen vandaag met afgetekend verschil.
Me erg ziek voelend zat ik de dag toch uit – volhouden tot het doek viel. We spraken af niet morgen maar op donderdagen en vrijdagen te komen werken. Dat was maar goed ook want anders had ik me misschien echt ziek moeten melden: dit gaat écht niet meer zo. Wat een hel is die plek… wat een monsterlijke grauwe, bleke, dode hel… Nee wás het maar een hel: dit is een hel zonder vuur of zielen. Misschien dat Caspari me in dienst wil nemen: wat een geluk zou dat zijn…

Ik reed vlot naar huis, schonk een reuzenglas in en dit is alles voor nu in deze roes van koorts en gedachten. ’s Avonds liep ik naar buiten. In de rode schemering langs het IJsselmeer, de haven, de gevangenis, even tekenen. En nu is er niks meer. Ik kan niet.’

 

Stoppen, deze sonate voor eenarmige violist. Wat een vaal, banaal verhaal. Wat een verschraald, koud-spaghettilied met houterige heupjes dat schor mummelt in een groezelige kelder. ‘Man gaat werken op een kloterig kantoortje en vind het er niet leuk.’ Nee, natuurlijk niet, wat had je dan gedacht? Het is een kantoor! Een dorps reclamebureau nog wel! Een kleurloos, humorloos, vleugelloos, dufmeurend hol voor onromantisch bedrog en viezigheid. Sleetse valsheid waar enkel de allerdomsten nog intrappen… Met leugens in goedkope knalkleur en bombastische übercast (je kan er iets van over houden). Sletterig opgemaakte sterren en kleine lettertjes ontnuchteren… sommigen althans. Een gapende productie… leve de lijmfabriek!
Wat had je dan gedacht? Een tangopas over confetti en lelietjes-van-dalen? Bedwelmende hallen vol Oriëntaals antiek en romantiek? Toscaanse passie? Roze kamers met duizend-en-één bedreven snollen vol goddelijke smeerlapperij? Zachte weiden onschuldig fluweelgras dat je naakte voetzool kietelt… Vliegers… of dat ik ziek en jij lief was? Dacht je aan fijne gerechten, aan bedachte gedachten en tedere lustmoorden? Bierschuimende zangen en janken naar de maan? Ik dacht het niet, buddy! Snerpende middelvingersolo’s op een luchtgitaar.

Die paarden in die wei zonet, die waren verstandig. Die zeiden niks. Grazen en de vliegen van je afslaan met je staart, dat is het beste. Maar verdomme, zo’n kantoortje… met zijn vermoeide sleur en de dagelijkse mis van ongeloof. Knechten met blauwe ogen en een glurende directie met voor iedere vorm van hebzucht een Latijnse naam, zorgvuldig geleerd, maar verkeerd uitgesproken. Dure alibi’s in familieverpakking, afschrijfbaar in maandelijkse termijnen... Allemaal zwaaisjaal, driegangen knakworstmaal.

Wat is realisme vervelend en saai. Kappen, draaien, schieten! Toe. Die kotelettenbakker was wel goed, maar verder? Sloerug, nu met echte stukjes doodverveling. Ga door voor mijn part en beleger dat kantoor. Maar neem geen gijzelaars, ik bedoel: geen één! En ik hoop dat er straks minstens iemand beestachtig wordt vermoord, iemand slank en schoongewassen. Dan kom ik mijn bed weer uit. Draag een cape & hamer. Of anders een T-shirt met daarop “Weg Met Verdriet!” dan valt er nog wat te lachen. Zing een fijne Tiroler protestsong, maak een schilderij van massamoord of hopjesvla… who cares. Wat we hier hadden was helemaal geen schilderij: een lege lijst met daarin een memoblaadje geplakt waarop ‘b-b-boom’ geschreven was. Schilder!
We gaan er even tussenuit…

vrijdag 8 maart 2013

Drama (of: Een Uitverkocht Huis)


[Laat ons verder zien, O zusters, wat de Goden in pectore hebben voor ons stervelingen. Daar gaat de landman naar de markt, hij is sjofel gekleed in duurzaam linnen. Vrede wiegt zijn hart. Verderop rolt een ander in een armoedige hut over de grond, geplaagd door angsten en wanhoop. Nu schuilt hij in kostbare stoffen om zijn eigenheid te maskeren. Hij slaat onze raadgevingen van zich af. Wee, onzalige broeder! Geniet toch ijzig van uw tranen!]

Dagboek, maandag 23 april 2001
Om 10 uur vanmorgen zou ik gebeld worden door Jet Set en dus werd de wekker vroeg gezet. Humeur: min dertig. Het werd later en later maar ze belden me niet. Ik was hier niet tevreden mee maar ik ging hen nu ook niet bellen. Ik moest bellen naar het Uitzendbureau om te vragen naar die baan bij Riza (daar ‘hoor ik  nog meer van’…) en naar die baan bij Drukkerij Caspari, waarom ze me niet gebeld hadden vorige week zoals we toch echt afgesproken hadden. Eén of andere lulsmoes… En, jahoor, toen uiteindelijk belde die bitch van Jet Set (ik chargeer maar even fijn voor eigen entertainment want er is toch niemand om het me kwalijk te nemen) of ik maar weer even gratis wil komen opdraven om kennis te maken met haar man. Ik zei dat ik achter in de week nog wel tijd had en sprak af voor vrijdag 12 uur. Highnoon.


[Wee, O tijd, O straf. Hij gaat er heen. Gaat hij er heen? Hij gaat er heen! Wees toch wijs, wees wijs en ziet de tekenen… ziet de makrelenlucht. Hoor de duiven, ze roepen roe roe, roe koe oe koe! Hoor het. Dien niet als knecht in dat huis, O broeder. Verlaat het vaderlijk paleis maar zoek geen meester. Zoek een hol en leef van melk en brokjes. Ruik de ossen op de dag dat alle meisjes naar de tempel gaan. Geef niet toe aan de Boze! Roe Roe Koe!]

Dagboek, vrijdag 27 april 2001
Over minder dan drie kwartier moet ik al weer weg naar De Goorn voor m’n tweede sollicitatiegesprek bij het reclamebureau Jet Set. Ik weet niets beters te doen dan nog even wat te schrijven. Ik ben nog veel te duf, te down en te verward om diep in mijn ziel te poeren… laat staan er iets van op te schrijven. Maar ik zal toch schrijven. Misschien helpt het, leidt het af. Om 9 uur werd ik wakker, totaal van de kaart en met hoofdpijn. Na een douche- en scheerbeurt, nek incluis, ging ik naar beneden voor koffie, paracetamol, Pink Floyd en verder op krachten komen.

11.20) Blijdschap, jubel & jolijt! Het aftellen was al begonnen – het was alsof ik naar een (mijn eigen) executie moest – toen er gebeld werd: Jet Set die het gesprek afzegde. Dinsdag mag ik terugkomen. Nu moet ik het maar gaan ‘vieren’ dus. Gered door een belletje…

[Wees niet hovaardig, verdwaasde stotteraar. Ziet dat ontsnapping hier niet mogelijk is. Hecht geen geloof aan de Mythe van de Vrije Keus. Het Monster bliksemt u neer met smartnijdige ogen. Als u weet wat goed is voor u, giet dan houtlijm in uw oren en bindt u vast aan uw ijskast! En anders… laat ons dan neerzien op uw tocht.]

Dagboek, dinsdag 1 mei 2001
Ontwaak, verworpene der Aarde! Om 7 uur werd ik wakker, redelijk uitgeslapen en klaar voor de dag van het tweede sollicitatiegesprek met Jet Set (of ‘Bed Set’ zoals Pa het laatst noemde). De nacht was kort maar voldoende. Nu drink ik koffie en pak die nieuwe dikke blauwe vulpen voor mijn rituele reiniging in de vorm van schrijven zoals inmiddels gebruikelijk op sollicitatiedagen. De vorige pen heette Zilverpijl, of zoiets leuk mallotigs, en deze zal ik, om in hetzelfde cliché-straatje te blijven, Blue Thunder noemen; of, nee, omdat mannen hun instrument een vrouwennaam moeten geven ga ik over op Die Blauwe Bertha.

14.45) Daar ben ik weer. Er is iets geknakt in me. Alles. Ik hoor Nergens bij. Bij niemand. Maar… dat zal ik nu opzij moeten zetten voor een lichtvoetige beschrijving van de dag tot nu toe (of althans een dappere poging daartoe).
Iets over elf uur reed ik weg en kwam veel te vroeg aan op het verregende industrieterrein. Ik doodde de tijd weer wat met tekenen en aquarel; een paard was het onderwerp dit keer – een oud & eenzaam afgedankt vies werkpaard dat daar op een landje liep, een stortplaats onder een bord “GEVAARLIJKE GROND”. Het werd tijd… Tot mijn schrik merkte ik dat ik geen pen bij me had. In het dashboardkastje vond ik er een maar kreeg hem niet tot leven gewekt. ‘Dan maar faken,’ dacht ik… niets opschrijven, alleen maar professioneel klaarleggen. Op naar Jet Set.

Ik kwam erg onhandig binnen. Gehannes… gedoe… waar laat ik godverdomme mijn jas?... handjes schudden… glimlachen. Toen moest ik in een klein kamertje een minuut of tien wachten en had een gesprek van ruim een half uur met de man van de directrice. Over wat ze van mij verwachten en vooral over wat ze daar allemaal uitspoken… Maar ik wil er niet over vertellen! Ik wil dit alles zo snel mogelijk en zoveel mogelijk weer vergeten. Uitwissen… En dus zal ik verder zwijgen. Het gesprek zelf ging wel redelijk geloof ik, dat wil zeggen dat ik niet teveel flaters sloeg en misschien wel in de smaak gevallen zal zijn, wat ik ook beoogde. Maar al vanaf het eerste moment voelde ik een werkelijk enorme haat in me opkomen: haat voor dit bedelen, haat voor deze commercie, haat voor de werksituatie, haat voor deze schertsvertoning, deze klucht voor twee, haat voor die vreselijke man en haat voor dit bestaan.
Ik wilde maar één ding: de natuur in! Frisse lucht om mijn kop, vogels in de verte, kleine zwarte figuurtjes kromgebogen tegen de horizon, windrimpels op grijs water… zacht geruis. Maar ik wist mijn rol tot het einde vast te houden en kwam ook op de één of andere manier het pand weer uit, met mijn jas aan en nog wat handen geschud. Toen reed ik weg. Ik wist niet waarheen, het maakte niet uit, ik wilde alleen maar wegrijden. Zo kwam ik uit in Obdam, precies de andere kant op dan Hoorn. Daar liep ik wat rond zonder iets te vinden. Compleet terneergeslagen kwam ik thuis. Maar nu moet ik ophouden: er wordt al genoeg geouwehoerd tegenwoordig.

 
[Tot in het graf richt ik mijn zuchten. Zij is machtig, de Godin. Zie de man en bekijk dit besmeurde grofgeweven linnen kleed. Reken niet op genade. Niet van de Goden zonder verering. Vrees de wraak en val haar niet lastig met boerse klachten. Wat de mensen doen heeft geen zaak bij hen daarboven. Ze spelen, lachen en zetten ons in voor drie rondjes bier.]

Dagboek, woensdag 2 mei 2001
De zon scheen zo fijn dat ze me als een sirene naar buiten trok. Met boek, teken- en aquarelspullen en een grote opluchting (dat Jet Set niet gebeld had zoals was afgesproken: het leek een ontsnapping) liep ik naar buiten en naar het meer om bij de aanblik van blauwe lucht, felle zon en bloeiende bomen een golf van geluk te voelen passeren. Ik ging aan de baai van de gevangenis zitten tekenen en lezen. Via de stad waar ik boodschappen deed kwam ik weer thuis. Ik ben een beetje bang om m’n voicemail af te luisteren, maar dat zal moeten gebeuren. Hoe dit alles aan me vreet is niet makkelijk uit te leggen…

Nu zakte alles in. Ik luisterde zoeven m’n voicemail af, belde Rachel de Graay terug en kreeg te horen dat ik… ‘het geworden was’. Jippie… nu zal ik eraan moeten geloven.

[Hoedt het goud! Vader waarschuwde voor zulk een vijand. De dag was reeds lang aangekondigd. Zo moest het gaan, zo leert de oude sage. Naar de galeien en de kampen! De riolering, de pijpen vol met pek, roggebrood en koffiedrap… Proef dit duister, lichtloos als in de kont van een blindengeleidehond… Geef ons krassende raven en verzakte dodenakkers, de geur van verraad stroperig in de lucht. Prikkeldraad en duivelszaad langs bloedende steden… Goddeloos streven. Zucht zoet, O zusters... m’n arm verdorven kind, m’n kind... (Af).]

dinsdag 5 maart 2013

De Binnenkomst


Het is nu niet het moment om de gang naar het kantoor te beschrijven, de weg door de polder met de zeven windmolens, de kraaien in de kale zwarte boomtoppen, de schuivende maïsvelden. Of het in tegengestelde richting passeren van groepjes kinderen die iedere morgen schreeuwend en slingerend op hun fietsen naar de grote stad trokken om er naar school te gaan. Of de polderweg langs de boerderijen, met de dofgrijze kluiten klei op de straat, het gehavende asfalt waarvan ik iedere scheur en breuk was beginnen te kennen. Af en toe een wapperend lint vastgekleefd aan het wegdek en resten vuil, stukgereden dieren en afval in de berm. Of de boerderij met de pony’s en de grote zwarte honden, de boerderij waarvoor minstens één keer per week onder een blauw zijltje een dood schaap lag in een ton waarop met rode letters ‘Kadavers’ geverfd was… Dit is niet de tijd. Ik wil het hebben over de binnenkomst. Laat ik die heel precies beschrijven; alleen dan kunnen we doordringen tot onder de huid van het geheim...
Meestal kwam ik als eerste en was het kantoor nog dicht en gesloten. ‘Da bin ich Wieder’ sprak ik zacht tegen mezelf, een grap met nog maar zeer zwakke toverkracht: het kantoor stond in de straat met de naam Wieder. Ik stalde mijn fiets onder het afdakje, liep naar de obsceen rood en blauw geschilderde deur en haalde de sleutels tevoorschijn terwijl ik mijn hoofd in de ruit weerspiegeld zag tussen de ijzeren tralies.

De grote sleutel voor de voordeur moest anderhalf keer worden rondgedraaid. Klik. Klik. Bij het open doen de deur een beetje optillen. Meteen na het naar binnen zwaaien van de deur bewees een neuriënd piepgeluid dat je bestond, als het alarmsysteem je had gedetecteerd. Binnen de halve minuut moest je het kastje openen, een meter achter de deur op schouderhoogte, en je persoonlijk gekozen viercijferige code intoetsen. In mijn geval het makkelijk te onthouden getal 1418. Mijn geboortejaar was al door iemand anders gekozen. Met de polderwind en het geroep van ganzen nog in mijn oren had de stilte in het kleine halletje iets heiligs maar ook iets dreigends, als het betreden van een graftombe die eeuwenlang verborgen was gebleven. De ontwijding kwam onherroepelijk met het ophangen van de jas aan de kapstok. De plompe ijzeren knaapjes lieten een vals en hels geklingel horen. Nu wachtte de prikklok. Een blauwplastic fiche werd langs de sensor van het geval gesleept waarna het apparaat een zakelijke schelle toon liet horen voor okay-bevinden en gad het display de naam van de werknemer aan in digitale, onherroepelijke letters. Kwart over acht.
Met een andere, kleinere sleutel kon je de tussendeur openmaken en met ingehouden adem de crypte betreden… Binnen waren nog restanten van het kantoorleven van de vorige dag voelbaar: verstomd gelach, zwakgevloek, bleke verveling. Uit het halfduister kwamen de schimmen van de bureaus, stoelen en de kantoorplant tevoorschijn, een grote anthurium met roestbruine vlekken op de bladeren veroorzaakt door de droge lucht en omdat iedereen er onverschillig tegenaan liep. De verstilde lamellen voor de ramen gaven het geheel een onwerkelijk ironische, clichématige sfeer: net of men hier een decor had opgebouwd dat in een soapserie een kantoor moest voorstellen. En zo was het ook. In eerste instantie bood het halfduister nog een soort aangename droomtoestand aan de ruimte; een stoffige zachtheid of warme eenzaamheid. Met de druk op de lichtschakelaars verdween die sfeer meteen. Overal sprongen de TL-balken knipperend aan waarna ze met gezoem een onheilspellend wit licht verspreidden, behalve de defecte exemplaren die met glasachtig ritmisch getik bleven protesteren. Met het knipperdende licht verdween de droom en veranderde de kinderkamer in een operatiekamer voor wrede experimenten.

Dezelfde sleutel die de deur tussen hal en kantoor opende, paste ook op het half defecte slot van de keuken, acht stappen naar links, langs het kastje en het dartbord. Maar eerst moest een routineronde over de hele werkvloer worden uitgevoerd in een logge rondedans. Dan werden de apparaten tot leven gewekt, de computers met hun zacht gekreun, het kopieerapparaat met gesuis en tikken, de radio die eerst van een vreselijke zender naar een wat minder vreselijke zender gezet moest worden, geronk, zoemen en getik van het postfrankeerapparaat. Dan de radiatoren openen en de grijs metalen kasten met ordners openschuiven. De lamellen werden 45° gedraaid waarna ze nog een tijd lang droog tegen elkaar aan bleven tikken en schuren over de grindvloer. Diezelfde dans werd ’s avonds in omgekeerde volgorde uitgevoerd. Dan mochten de Boze Geesten weer hun gang gaan tot de volgende ochtend een nieuwe ploeg zou komen.
En dan pas de keuken in. Ook daar moesten de lamellen worden opengedraaid, de ruimte gelucht en de vaatwasser uitgeruimd. Bekers bij bekers, glazen bij glazen, netjes op een rijtje anders werd iemand kwaad, lepels bij lepels, vorken bij vorken, messen bij messen en de theelepeltjes met de goede kant naar voren in het zachtgele plastic mandje waar allerlei gaten in zaten. De asbakken pontificaal boven op de kast verstoppen, tegen beter weten in hopende dat ik die niet meer in de vaatwasser zou aantreffen. De lege drankflessen van de mensen van het kantoor van boven stonden meestal netjes opgesteld onder de reproductie van een poster die een parodie was op Leonardo’s Laatste Avondmaal, maar dan met Marilyn Monroe als godheid en Oliver Hardy, Clark Gable en consorten als apostelen. Een poster die vele gradaties van grappigheid bereikte over de jaren.

Als dat alles was gebeurd kon ik met een verse kop koffie neerzakken in de bureaustoel van zwart plastic en mosterdgeel jute vol vlekken, vlekken die naadloos aansloten bij de vlekken in mijn hoofd als ik mijn ogen sloot en mijn gedachten verzette. De stoel die alleen over de scheur in de gegoten grindvloer rolde als ik op precies het juiste moment even opwipte anders bleef het plastic wieltje hangen. Nu was alles kalm. In de ruimte hing nog de geur van de hond, dood gelach en de intenties er weer een mooie dag van te maken.
Ik overzag mijn werkplek. Het gebroken grijs kunststoffen bureau glimde. Er lagen wat door collega’s gedumpte papieren, tijdschriften en kassabonnetjes op en natuurlijk mijn eigen rotzooi: zelfgemaakte houtsnijwerkjes van een liggende hond, een gestileerd stel mensen, kleine rituele totempaaltjes. Verder een sneeuwschudbol met een gehurkte kabouter die nét met zijn hoofd net boven het troebele water uitkwam door het lage peil ervan; een paar tekeningen, kleurpotloden, krijtjes, een viewmaster met plaatjes van Peter Pan, een bak met potloden, een versteende keutel, markeerstiften en een collectie paperclips. Vlak naast mijn hoofd, naast het schilderij in blauw en gouden sierlijst, zat een ongeveer twee millimeter brede scheur in de muur helemaal van beneden aan de grond tot boven in het plafond. Op warme dagen kwam hier een sterk weeïge geur door van het kaasopslaghuis dat in het pand naast one gevestigd was.

Na enige tijd komt er een collega binnen. Hij is gehaast, moe, heeft wallen onder zijn kleine ogen, maar met ironische glimlichtjes erin. Gedeelde pret: daar zijn we weer. Ja echt? Ja echt. Hoe is het mogelijk. Inderdaad. Dit gaat een mooie dag worden. We bespreken onze gedachten, met vrolijk gevloek en bizarre ironie, als kleine kinderen op het schoolplein. Dan komt er nog een; hij zucht en gaat stug zitten. Iedereen pakt koffie. En daar komt ook Zij!

vrijdag 1 maart 2013

Het Gesprek

Onder in mijn boekenkast vind ik, bedekt door een dikke laag stof, wat dagboeken uit de tijd van het begin. Wat een vreemde schrijver moet die hebben geschreven. Ik kan met de beste wil van de wereld mezelf niet herkennen in die jonge man met zijn merkwaardig positief soort pessimisme en zijn agressie. Het moeten haast wel Grote Idealen geweest zijn die het veroorzaakten…

DB, vrijdag 20 april 2001

Een prachtige loodgrijze lucht komt hierheen vanuit het westen. Het is duidelijk te zien door mijn keukenraam. Ik draai alweer het Requiem. Dat zal, samen met Canned Heat, het enige zijn dat ik deze week draaide. Blind Owl & Dies Irae… de voortekenen zijn sterk vandaag, muchachos! Ik ben al lang op en ga maar wat schrijven om de tijd door te komen voor ik zo naar het sollicitatiegesprek bij Jet Set moet. In een niet erg onaangenaam sombere bui sleepte ik mijn gehavende lichaam naar de douche waar ik me schoor en schrobde. Ik had eigenlijk niet pas om half drie naar bed moeten gaan, maar ik kreeg pas erg laat de geest bij het kliederen met waterverf op ingres-papier. Het geeft erg mooie opdroogeffecten en het gekleurde papier maakt het je gemakkelijker spaarzame kleurvlekken te gebruiken.

Straks moet ik naar het sollicitatiegesprek. Als corrector nog wel. Wat een grap! Ik ben de man die dach en nagt kan schrijven… of schreifen. Maar het is niet mijn taak hen dat te vertellen, toch? Ik moet gewoon weer voor de doorsnee doorgaan, schuilgaan, en een grote show opvoeren. […]

Daar ben ik weer. Voor u alleen. En ik ben er niet al te best aan toe moet ik zeggen. Je geeft alles om in de smaak te vallen bij dit soort mensen die je niet kent om een baan te krijgen die je niet wilt. Zo gaat dat... het is niet anders. Ongeveer half één reed ik weg, net op tijd om de afmelding van Jet Set te missen: ze hadden me vlak voordat het gesprek zou plaatsvinden opgebeld hoorde ik later. Met nog wat tijd te gaan reed ik het industrieterrein rond, maakte twee schetsen met aquarel en ging toen de polder in om er te plassen. Het urineert goed in de polder. Daar maakte ik ook nog twee schetsen van schapen, en toen moest ik gaan.
Voor een bepaalde tijd kan ik mijn kwaadaardige, subversieve depressieve trekken wel onderdrukken en de begeerlijke (de normale) proberen uit te hangen. Dat moest nu gebeuren. Iemand liet me het gebouw binnen, en al snel schudde ik de hand van ‘mevrouw de Graay’ herself, de directeur van Jet Set reclamebureau. Het is een jonge vrouw, goedgekleed, of tenminste wat daar in die kringen voor doorgaat dan... lichtbruin (half negerin, half niet, schat ik: mooie kleur, mooi haar) en wat de fuck moet ik er verder van zeggen? Ze bood me koffie aan en ik nam koffie (zwart, altijd zwart). Ze verbood me ‘u’ tegen haar te zeggen… en toen nam ‘Het Gesprek’ een aanvang.

Ze legde me eindeloos uit over wat voor shitgedoe ze daar allemaal doen. Ik keek haar diep in haar kapitalistische ogen en liet ondertussen mijn gedachten afdwalen naar de vreemdste uithoeken van de geest. We zien een harem, een veehouderij, de geschreven brieven van opgesloten dichters, kwekers van lobelia’s, een fabriek van suikerklontjes, wrede executies en drogende olieverf… een grap, een werkelijkheid.
Later schrijf ik door... Oh God, wat een ellende! (Sorry!) Vandaag heb ik mijn toekomst door de plee gespoeld zien worden – een verleden had ik niet en het heden, daar heb ik het maar liever helemaal niet over. Terug naar het verhaal. Jezus, wat een…

Ze, Mevrouw de Graay die jij genoemd wilde worden, legde me dus uit wat voor verdorven praktijken er gebeuren binnen Jet Set en ik knikte vriendelijk, deed of ik het allemaal machtig interessant vond en maakte af en toe een aantekening. Daarbij verdrong ik alle opkomende duistere gedachten. Het is echt een kwestie van de persoonlijkheid uitschakelen (omvormen) en… oh mijn god wat een pijn, wat een verschrikking. Nooit! Geen! On. Daarom maar naar de feiten. Ze was onder de indruk van me; zei dat ze ‘een enorm goed gevoel’ had van dit gesprek. En dat ze in plaats van die baan als corrector ze haar vaste secretaresse er uit zou gaan gooien om mij fulltime in dienst te nemen. Oh! Vreemd. Opgelucht dat het over was liep ik naar buiten en ramde de auto kris-kras door het verkeer (wilde ik dood?) terug naar Hoorn.
Zonder te lachen keek ik een komische serie op TV en ging naar buiten… om whisky te halen was het plan, maar zag daar later toch maar van af. Beter geen drank als ik me zo radeloos weet. Ik ging kunstcentrum de Boterhal om 10 voor 5 binnen om de aquarellen te bekijken van een Max Diekman (of zoiets). Om 5 voor 5 was ik weer buiten. Het was wel een goed bezoek, maar Pa heeft gelijk: mijne zijn mooier. Vreemd genoeg was dat een ontzettend deprimerende gedachte.

donderdag 28 februari 2013

De Afscheidsrede

Zo had ik het in gedachten, een toespraak gehouden aan het eind van een treurige verregende avond in een naargeestig restaurant. Het opgevouwen papier uit de binnenzak gehaald. Me even vasthoudend aan een stoel. Met een grote slok het glas legen en dan met zwakke stem de woorden loslaten als een zwerm kleurige kooivogels…

“Vrienden, collega’s, Baas & Bazin… Dit is een bijzondere avond: mijn laatste avond als werknemer van Jet Set. Het is een avond die ik me in mijn hoofd vele malen geprobeerd heb voor te stellen, maar het heeft toch weer ieder voorstellingsvermogen getart. Er gaat op dit moment zo veel door me heen, dat het bijna onmogelijk is er iets van mee te delen aan jullie. Ik denk aan de warmte die ik zo vaak heb mogen ervaren, de tedere gevoelens van zoete heimwee & verknochte vriendschap, de vele momenten van vreugde & tragiek die we al die jaren met elkaar beleefd hebben. De Intense Gesprekken, de oprechte kameraadschappelijkheid en natuurlijk ook de Moeilijke Momenten waar we samen doorheen kwamen, in eendracht en met opofferingszin. De lieve hond.
Op deze plaats wil ik en moet ik zeggen hoe veel ik al deze jaren gehouden heb van sommigen onder jullie. Niet iedereen van hen kon er vanavond bij zijn, de meesten van hen zijn al jaren geleden uitgezworven over de zeeën, maar ook hen herdenk ik met veel plezier hier vanavond. Ik zal geen namen noemen maar dit [spreker maakt handzoengebaar]… dit is voor jullie!
Het zoveel jaren samen zijn betekent natuurlijk ook je soms elkaar eens goed in de ogen moet kijken en elkaars waarheden met koningswater moet besprenkelen om te kijken hoe dik de laag verguldsel is. En niet alleen die van een ander, ook die van jezelf. Het kan niet altijd vredig en harmonieus zijn; daar moet aan gewerkt worden. Soms zijn er kleine dingetjes die eventjes heel groot lijken, ergernisjes die de dag erna alweer vergeten zijn, weggespoeld met wat pinten en elkaar eens op de schouder slaan. Het zou flauw zijn die dingen elkaar nog tijdenlang na te dragen. Dat is niet de stijl ik probeer na te leven... Je slikt eens en lacht hartelijk om jezelf en om de anderen. En je lacht om het idiote gewemel van het leven dat we zo serieus nemen…
Er zijn echter ook momenten waarop je  sommige dingen wel moet uitspreken. Je moet je medemensen niet het recht ontnemen de waarheid te horen. Ze laten zweven in de droom van de illusie… te laten baden in een vals bad van surrogaat-ezelinnenmelk... nee, het is belangrijk je medemensen te verrijken met de waarheid, al kan die soms pijn doen.
Daarom zijn hier een paar dingen die niet onvermeld mogen blijven, al was het alleen maar om de schijn weg te nemen dat ik een hypocriet zou zijn. Dat is niet het geval. In feite is het juist om niet hypocriet te zijn en hier vanavond weg te gaan met bittere gevoelens dat ik vrijuit spreek. Het geval wil, dat ik veel van wat ik nu te zeggen heb, lang heb binnengehouden, voornamelijk uit medelijden met de betrokkenen en een misplaatst idee van barmhartigheid. Maar ook gedeeltelijk door een vreemde hang naar zelftuchtiging. Omdat ik onder de indruk verkeerde dat de mensen die het betreft ‘ook maar simpele zielen’ waren, verblind door de valse goden van de wereld en te onkrachtig om zich aan die verblinding te onttrekken… neemt u me mijn barokke woorden vanavond niet kwalijk alsjeblieft, ik heb er een paar op en kan mezelf moeilijk aanpassen. Wat ik bedoel, verdomme, is, dat ik jarenlang gedacht heb dat iedereen van u goed zijn best deed om zich zo fatsoenlijk en rechtschapen mogelijk te gedragen als hij of zij maar kon. En als iemand zijn best doet kan je hem of haar niets kwalijk nemen, zo is het toch?
‘Onder de mantel der liefde’ heet zoiets in de volksmond geloof ik. De volksmond is wel een toepasselijk woord hier, want als er voor mij één ding komt bovendrijven als ik denk aan de algemene sfeer bij ons bedrijf, dan is het wel de volkse aard ervan: die goeie ouwe joviale volkse sfeer… toch? Zo geroemd in romantische nostalgische televisieseries voor massavermaak, over bendes waar men scherp van de tong is maar in tijden van nood klaarstaat voor elkaar, verbroederd met elkander… Woest maar niet ledig… dat idee.
Een mooie fantasie, die spiegel van eigenliefde van het proletendom. Dit kantoor was voor mij de eerste kennismaking met een bot, boers, egoïstisch, dierlijk soort irrationele agressie en, al zal ik haar met genoegen herdenken, ik hoop haar nooit weer tegen te komen. Hoe vaak ik bijvoorbeeld niet onze directrice Rachel heb horen dreigen om deze of gene ‘de kop van de romp te trekken’… ha ha, ja u lacht er nu om, maar zoiets verwacht je niet snel... Fysiek geweld als compensatie voor mentale tekortkomingen… de rode lijn van holbewoners tot roofridders…
Maar niet alleen deze mentaliteit zal me lang bijblijven. Nee, men kan ook denken aan heel andere dingen. Bijvoorbeeld de heersende mentaliteit als het gaat om geven & nemen. Zo herinner ik me nu dat ik eens ten behoeve van ons fraaie tijdschrift Amsterdam Journal foto’s ging maken in de hoofdstad en daarbij helaas, geheel buiten mijn schuld, één van de batterijen van mijn camera verloor in de Binnen-Amstel. Ik zie hem nog stuiteren en ik hoor nog het plonsje. Wat mij betreft was dit een schoolvoorbeeld van een ‘bedrijfsongeval’ en ik verwachtte dat Rachel het minieme bedrag voor het batterijtje wel zou willen vergoeden, vooral al omdat ik met mijn eigen camera op stap was voor het werk, en daarvoor niets rekende, laat staan voor een lunch of parkeerkosten of dat ik ongeveer 13 uur bezig was geweest en slechts 8 uur rekende. Maar in plaats daarvan tekende zich een merkwaardig en mal soort woekermentaliteit af in haar: iedere euro die niet perse aan mij besteed hoefde te worden, die moest in de zak van de baas gehouden worden.

En die kleine dingen bij Jet Set stonden vrij schril tegenover de overduidelijke rijkdom en extravagante levenswijze van meneer & mevrouw directeur. Hoe kon dat? Gingen zij niet de hele tijd paardrijden, golfen, naar sauna’s en luxe vakantie-resorts, en schaften zij zich geen hele dure auto’s en computers aan? En dat doorgaans allemaal ook nog ten laste van het bedrijf. En dan niet een in de Binnen-Amstel gerold batterijtje willen vergoeden… een merkwaardige toestand.
Die fundamentele houding van vooral Rachel – het in woord & gebaar uitdragen dat het personeel vooral slechts een kostenpost is, en al allerminst een gewaardeerde medewerker voor de zelfde zaak – die zorgde voor een onuitgesproken schisma tussen haar en haar personeel. Onuitgesproken omdat ik iemand ben die steeds het beste van mensen verwacht en niet goed kan omgaan met conflicten over principiële zaken: wie niet snapt waar de morele grens loopt, die ga ik het niet uitleggen. Maar ook onuitgesproken omdat iedere poging tot dialoog, of zelfs maar een hint naar bepaalde dingen, steevast bij Rachel een hysterische reactie uitlokte van het bij voorbaat ingraven in eigen stellingen en een ongehoorde persoonlijke agressiviteit met wilde tegenaanvallen. Wie aankwam met iets dat de reuk van kritiek of ontevredenheid leek te hebben kon rekenen op een grootscheeps tegenoffensief met alle strijdkrachten die ze maar in zich had.

En zo durfde niemand wat te zeggen en zagen we toe hoe alles verslechterde en versoberde, tenminste, voor wat het personeel aanging. Over het zo lang beloofde maar nooit gematerialiseerde pensioen, over een loonsverhoging of over alle andere niet nagekomen beloften werd niet eens meer gesproken. Niet met de directie bedoel ik, want onderling ging het bijna nergens anders meer over. Het Pensioen werd gedurende vele jaren de leukste running gag  van het kantoor… tot het niet grappig meer was. Maar wie praat er nou over geld? Er zijn belangrijkere dingen. Warmte bijvoorbeeld. Halve dagen stond ik met dikke truien aan tegen de verwarming geplakt om het bibberen tenminste voor even te stoppen terwijl de mensen verderop in hun winterjassen zaten te werken.
En wat is fysieke warmte in het licht van menselijke? Dit brengt me mooi terug naar de situatie van vanavond: het afscheid. De afgelopen jaren heeft iedereen hier – ik kijk jullie aan en jullie weten dat het zo is – zich doodgeschaamd over de manier waarop dit bedrijf afscheid nam van haar medewerkers. De mensen die zich jarenlang hebben ingezet, met kolossale energie, slaafse houding en zonder ooit iets voor zichzelf te vragen. Die mensen, het zijn er volgens mijn laatste telling 55, teveel om nu op te noemen, ze werden allemaal abrupt aan de kant geschoven waarna in het beste geval een ‘etentje’ volgde… Een etentje als vanavond dus. Een etentje voor wie? Voor wat? Voor de afgedankte werknemer? Voor de collega’s? Voor het geruststellen van het geweten van de directeur? Of voor het publieke imago van de directeur? Wie het weet mag het zeggen.

Iedereen zou verwachten dat het absoluut minimum dat het bedrijf in zo’n geval kan doen is dat zij het etentje zou organiseren en ervoor zou betalen. Maar zo ging dat natuurlijk niet bij ons bedrijf. De afgedankte moest vaak zijn eigen vertrek organiseren. En bij één van de etentjes werd al van tevoren gezegd dat ieder voor zijn eigen eten moest betalen maar dat de afscheidsnemer vrijgehouden zou worden. Op zich erg genoeg? Ja, ik hoor het u denken… Maar het kan nog veel erger natuurlijk. Bij dat bewuste etentje voor Tamara Kruijsheer (ze wordt hier plechtig herdacht), dronk onze geroemde directeur Milo (die natuurlijk te laat kwam) sloten dure whisky’s – iets anders dan single malt was natuurlijk te min, ook al gooide hij het in zijn cola – maar, zo zei hij, dat zou hij zelf wel betalen. Vreemd genoeg was die belofte vergeten toen, een week of twee later, de directrice met de pet rondging bij het personeel om het etentje voor Tamara te betalen… toen werd de rekening, inclusief de fooi, gewoon gedeeld door het aantal aanwezigen. En niet veel later dwarrelde het bonnetje op mijn bureau voor de boekhouding zodat het volledige bedrag als bedrijfskosten ingeboekt kon worden, en het volledige BTW bedrag afgetrokken. Vandaar mijn vraag: waarvoor zijn die etentjes bedoeld?

Een zelfde soort truck werd uitgevoerd bij het afscheid van onze goeie ouwe Glen. Alleen werd daar pas achteraf verteld dat het afscheidsetentje voor eigen rekening zou zijn. Een bedanketentje voor de werknemer die in tien jaar tijd tonnen heeft verdiend voor het bedrijf, die nu afscheid ging nemen… het werd betaald door zijn collega’s. Ik herinner me het nog goed, het was ook hier in restaurant Jiorgos. Milo kon die avond niet zo lang blijven… er was een talentenjacht op TV.
Ach, weet u… het regent nu. Alles is verloren. En alles komt goed. Voor zover ik weet komt altijd alles goed. Ook wat niet goed komt, komt goed… Ik moet lachen. Ha ik lach! Wie? Ik sluit mijn speech nu maar af, berg de rest van mijn papieren op, neem nog een laatste glas en bedank jullie, mijn collega’s voor dit door jullie betaalde etentje. ‘Champagne voor de hele zaak!,’ roep ik als de Man uit het Ondergrondse! De tijd ontbreekt me om nu nog te vertellen over de andere verschrikkingen, het wantrouwen, de control freak, de leugens, het zielige vertoon van macht, het geloof in een kantoormentaliteit, dat die zou bijdragen aan een hogere productie… hoe komt een mens erop? Je schildert alles grijs en installeert een prikklok, en als de mensen dan minder werk gaan doen, of met minder plezier, laat je ze lijsten invullen van hun bezigheden en hoeveel minuten ze eraan besteed hebben en je begint iets dat je werkoverleg noemt maar in feite sessies zijn van het zinloos benoemen van onverbeterlijke toestanden… en als dat allemaal nog niet het gewenste effect heeft laat je een watercooler komen. Een watercooler… dan zou het allemaal wel beter gaan, want dat doen ze in Amerika ook op hun kantoren.

Goed, het is klaar. Ik bedank een ieder voor hun komst. Sandy, je was een grote bron van vermaak. Jeanette… we hebben veel gelachen en je was van iedereen de grootste criticaster van het kantoor, ik hoop dat je er vrede mee vindt; het is jammer dat je op het moment dat ik ontslagen werd mijn brieven niet meer wilde beantwoorden en niets meer van je liet horen maar hier nog wel zo heerlijk zit te smullen. Greg… ik dacht dat we vrienden waren maar ook jij hebt niets van je laten horen of je een op zijn minst een collega getoond; maar aan de andere kant heb ik je nog nooit op een persoonlijk mening kunnen betrappen dus misschien waren mijn verwachtingen te hoog gespannen. Ruud… waar is hij? Oh, die is even weg want toen het gezelschap zich meer dan drie seconden niet met hem, de grote Ruud Kerkhof, kon bezighouden is hij hem gesmeerd. Mike… het ga je goed makker, waar je ook bent. Ook een proost op de andere aanwezigen hier, al spijt het me dat ik hun namen niet ken, jullie, de stagiaires die zijn aangetrokken om mijn werk goedkoop over te nemen. Dat jullie maar fijn terecht komen en genieten van het leven! Milo, ik zie dat je op je stoel zit te drentelen; ik weet niet of er weer een talentenjacht op de buis is vanavond of dat je hoognodig moet pokeren op het internet, maar als je weg wilt houd ik je niet tegen. Rachel, moge God je genadig zijn… ik ben het niet.
En dan ga ik nu. Laat mij dit etentje maar betalen. Hier is vijfhonderd euro, dat moet genoeg zijn, meer heb ik niet trouwens. Ober… mijn mantel!”