Dagboek, 10 mei
2001
‘De medicinale en onheil-bezwerende krachten van alcohol worden vaak
onderschat; dat zien we vandaag maar weer. Gisteravond zat ik nog zwaar in de
shit maar stopte de gedachten van doem & ondergang met nestactiviteiten
(afwas) en bedwelming (whisky). Nadat ik vanmorgen was opgestaan zat ik beneden
in staat van uiterste paniek met een kop oploskoffie en een pakje gesmeerd
brood naast me. Het zweet brak me uit en misdadige benauwing kneep mijn keel
dicht. Ik lijmde mijn oogballen aan de muur omdat het staren naar het effen witte
behang wat van de gedachten absorbeerde. Nee, niet meer daarheen! Niet daar… Maar
plotseling was ik het een beetje kwijt en kon ik mijn jas aantrekken en in de
auto stappen om naar ‘die plek’ te gaan. Ik was een kwartier te vroeg en dus
stond ik een tijd bij het weiland te kijken.
De werkdag begon. Mensen bellen, naar de klok kijken, mezelf groot houden
en de onbeschrijfelijke schaamte verbijten. Het werd 12 uur: pauze. Ik snelde
het pand uit en liep naar het weiland waar ik twee tekeningen maakte. Bij het
kantoor zat de hele groep buiten op stoelen in de zon. Voorzichtig naderend
probeerde ik bij ze te gaan zitten en trotseerde de goedkope schunnige praat en
lolbroekerij. Daarna ging het werk weer verder. Om 5 uur zei ik: “mensen, ik ga
er vandoor” en reed met barstende koppijn en krankzinnige gekte terug naar Hoorn.
In de auto bedacht ik een krachtige bezwerende mantra: ‘zo, weer 100 piek
verdiend vandaag.’
Je
wilde een eiland? Dáár heb je een eiland! Daar! En toch maar grijnzen,
klopvoetend tellen, het wollig circuspaard van futloos haar en vermolmde botten.
Bekaaide grijsaard. Een land tranen, de ware taal van dood. Afgegist, most en droesem op de geur van oude ziekenhuizen. Zwijg,
hypnose! Leef niet van inheemse stammen met vreemde gebruiken en schreeuwende
logo’s, de kwaadaardige penose onder klotsende golven, vermoorde mongolen
en vettig kristal. En je
herhaalt je herhaalt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten