vrijdag 8 maart 2013

Drama (of: Een Uitverkocht Huis)


[Laat ons verder zien, O zusters, wat de Goden in pectore hebben voor ons stervelingen. Daar gaat de landman naar de markt, hij is sjofel gekleed in duurzaam linnen. Vrede wiegt zijn hart. Verderop rolt een ander in een armoedige hut over de grond, geplaagd door angsten en wanhoop. Nu schuilt hij in kostbare stoffen om zijn eigenheid te maskeren. Hij slaat onze raadgevingen van zich af. Wee, onzalige broeder! Geniet toch ijzig van uw tranen!]

Dagboek, maandag 23 april 2001
Om 10 uur vanmorgen zou ik gebeld worden door Jet Set en dus werd de wekker vroeg gezet. Humeur: min dertig. Het werd later en later maar ze belden me niet. Ik was hier niet tevreden mee maar ik ging hen nu ook niet bellen. Ik moest bellen naar het Uitzendbureau om te vragen naar die baan bij Riza (daar ‘hoor ik  nog meer van’…) en naar die baan bij Drukkerij Caspari, waarom ze me niet gebeld hadden vorige week zoals we toch echt afgesproken hadden. Eén of andere lulsmoes… En, jahoor, toen uiteindelijk belde die bitch van Jet Set (ik chargeer maar even fijn voor eigen entertainment want er is toch niemand om het me kwalijk te nemen) of ik maar weer even gratis wil komen opdraven om kennis te maken met haar man. Ik zei dat ik achter in de week nog wel tijd had en sprak af voor vrijdag 12 uur. Highnoon.


[Wee, O tijd, O straf. Hij gaat er heen. Gaat hij er heen? Hij gaat er heen! Wees toch wijs, wees wijs en ziet de tekenen… ziet de makrelenlucht. Hoor de duiven, ze roepen roe roe, roe koe oe koe! Hoor het. Dien niet als knecht in dat huis, O broeder. Verlaat het vaderlijk paleis maar zoek geen meester. Zoek een hol en leef van melk en brokjes. Ruik de ossen op de dag dat alle meisjes naar de tempel gaan. Geef niet toe aan de Boze! Roe Roe Koe!]

Dagboek, vrijdag 27 april 2001
Over minder dan drie kwartier moet ik al weer weg naar De Goorn voor m’n tweede sollicitatiegesprek bij het reclamebureau Jet Set. Ik weet niets beters te doen dan nog even wat te schrijven. Ik ben nog veel te duf, te down en te verward om diep in mijn ziel te poeren… laat staan er iets van op te schrijven. Maar ik zal toch schrijven. Misschien helpt het, leidt het af. Om 9 uur werd ik wakker, totaal van de kaart en met hoofdpijn. Na een douche- en scheerbeurt, nek incluis, ging ik naar beneden voor koffie, paracetamol, Pink Floyd en verder op krachten komen.

11.20) Blijdschap, jubel & jolijt! Het aftellen was al begonnen – het was alsof ik naar een (mijn eigen) executie moest – toen er gebeld werd: Jet Set die het gesprek afzegde. Dinsdag mag ik terugkomen. Nu moet ik het maar gaan ‘vieren’ dus. Gered door een belletje…

[Wees niet hovaardig, verdwaasde stotteraar. Ziet dat ontsnapping hier niet mogelijk is. Hecht geen geloof aan de Mythe van de Vrije Keus. Het Monster bliksemt u neer met smartnijdige ogen. Als u weet wat goed is voor u, giet dan houtlijm in uw oren en bindt u vast aan uw ijskast! En anders… laat ons dan neerzien op uw tocht.]

Dagboek, dinsdag 1 mei 2001
Ontwaak, verworpene der Aarde! Om 7 uur werd ik wakker, redelijk uitgeslapen en klaar voor de dag van het tweede sollicitatiegesprek met Jet Set (of ‘Bed Set’ zoals Pa het laatst noemde). De nacht was kort maar voldoende. Nu drink ik koffie en pak die nieuwe dikke blauwe vulpen voor mijn rituele reiniging in de vorm van schrijven zoals inmiddels gebruikelijk op sollicitatiedagen. De vorige pen heette Zilverpijl, of zoiets leuk mallotigs, en deze zal ik, om in hetzelfde cliché-straatje te blijven, Blue Thunder noemen; of, nee, omdat mannen hun instrument een vrouwennaam moeten geven ga ik over op Die Blauwe Bertha.

14.45) Daar ben ik weer. Er is iets geknakt in me. Alles. Ik hoor Nergens bij. Bij niemand. Maar… dat zal ik nu opzij moeten zetten voor een lichtvoetige beschrijving van de dag tot nu toe (of althans een dappere poging daartoe).
Iets over elf uur reed ik weg en kwam veel te vroeg aan op het verregende industrieterrein. Ik doodde de tijd weer wat met tekenen en aquarel; een paard was het onderwerp dit keer – een oud & eenzaam afgedankt vies werkpaard dat daar op een landje liep, een stortplaats onder een bord “GEVAARLIJKE GROND”. Het werd tijd… Tot mijn schrik merkte ik dat ik geen pen bij me had. In het dashboardkastje vond ik er een maar kreeg hem niet tot leven gewekt. ‘Dan maar faken,’ dacht ik… niets opschrijven, alleen maar professioneel klaarleggen. Op naar Jet Set.

Ik kwam erg onhandig binnen. Gehannes… gedoe… waar laat ik godverdomme mijn jas?... handjes schudden… glimlachen. Toen moest ik in een klein kamertje een minuut of tien wachten en had een gesprek van ruim een half uur met de man van de directrice. Over wat ze van mij verwachten en vooral over wat ze daar allemaal uitspoken… Maar ik wil er niet over vertellen! Ik wil dit alles zo snel mogelijk en zoveel mogelijk weer vergeten. Uitwissen… En dus zal ik verder zwijgen. Het gesprek zelf ging wel redelijk geloof ik, dat wil zeggen dat ik niet teveel flaters sloeg en misschien wel in de smaak gevallen zal zijn, wat ik ook beoogde. Maar al vanaf het eerste moment voelde ik een werkelijk enorme haat in me opkomen: haat voor dit bedelen, haat voor deze commercie, haat voor de werksituatie, haat voor deze schertsvertoning, deze klucht voor twee, haat voor die vreselijke man en haat voor dit bestaan.
Ik wilde maar één ding: de natuur in! Frisse lucht om mijn kop, vogels in de verte, kleine zwarte figuurtjes kromgebogen tegen de horizon, windrimpels op grijs water… zacht geruis. Maar ik wist mijn rol tot het einde vast te houden en kwam ook op de één of andere manier het pand weer uit, met mijn jas aan en nog wat handen geschud. Toen reed ik weg. Ik wist niet waarheen, het maakte niet uit, ik wilde alleen maar wegrijden. Zo kwam ik uit in Obdam, precies de andere kant op dan Hoorn. Daar liep ik wat rond zonder iets te vinden. Compleet terneergeslagen kwam ik thuis. Maar nu moet ik ophouden: er wordt al genoeg geouwehoerd tegenwoordig.

 
[Tot in het graf richt ik mijn zuchten. Zij is machtig, de Godin. Zie de man en bekijk dit besmeurde grofgeweven linnen kleed. Reken niet op genade. Niet van de Goden zonder verering. Vrees de wraak en val haar niet lastig met boerse klachten. Wat de mensen doen heeft geen zaak bij hen daarboven. Ze spelen, lachen en zetten ons in voor drie rondjes bier.]

Dagboek, woensdag 2 mei 2001
De zon scheen zo fijn dat ze me als een sirene naar buiten trok. Met boek, teken- en aquarelspullen en een grote opluchting (dat Jet Set niet gebeld had zoals was afgesproken: het leek een ontsnapping) liep ik naar buiten en naar het meer om bij de aanblik van blauwe lucht, felle zon en bloeiende bomen een golf van geluk te voelen passeren. Ik ging aan de baai van de gevangenis zitten tekenen en lezen. Via de stad waar ik boodschappen deed kwam ik weer thuis. Ik ben een beetje bang om m’n voicemail af te luisteren, maar dat zal moeten gebeuren. Hoe dit alles aan me vreet is niet makkelijk uit te leggen…

Nu zakte alles in. Ik luisterde zoeven m’n voicemail af, belde Rachel de Graay terug en kreeg te horen dat ik… ‘het geworden was’. Jippie… nu zal ik eraan moeten geloven.

[Hoedt het goud! Vader waarschuwde voor zulk een vijand. De dag was reeds lang aangekondigd. Zo moest het gaan, zo leert de oude sage. Naar de galeien en de kampen! De riolering, de pijpen vol met pek, roggebrood en koffiedrap… Proef dit duister, lichtloos als in de kont van een blindengeleidehond… Geef ons krassende raven en verzakte dodenakkers, de geur van verraad stroperig in de lucht. Prikkeldraad en duivelszaad langs bloedende steden… Goddeloos streven. Zucht zoet, O zusters... m’n arm verdorven kind, m’n kind... (Af).]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten