DB, vrijdag 20 april 2001
Een prachtige loodgrijze lucht komt hierheen vanuit het westen. Het is duidelijk te zien door mijn keukenraam. Ik draai alweer het Requiem. Dat zal, samen met Canned Heat, het enige zijn dat ik deze week draaide. Blind Owl & Dies Irae… de voortekenen zijn sterk vandaag, muchachos! Ik ben al lang op en ga maar wat schrijven om de tijd door te komen voor ik zo naar het sollicitatiegesprek bij Jet Set moet. In een niet erg onaangenaam sombere bui sleepte ik mijn gehavende lichaam naar de douche waar ik me schoor en schrobde. Ik had eigenlijk niet pas om half drie naar bed moeten gaan, maar ik kreeg pas erg laat de geest bij het kliederen met waterverf op ingres-papier. Het geeft erg mooie opdroogeffecten en het gekleurde papier maakt het je gemakkelijker spaarzame kleurvlekken te gebruiken.
Straks moet ik naar het sollicitatiegesprek. Als corrector nog wel. Wat een
grap! Ik ben de man die dach en nagt kan schrijven… of schreifen. Maar het is
niet mijn taak hen dat te vertellen, toch? Ik moet gewoon weer voor de doorsnee
doorgaan, schuilgaan, en een grote show opvoeren. […]
Daar ben ik weer. Voor u alleen. En ik ben er niet al te best aan toe moet
ik zeggen. Je geeft alles om in de smaak te vallen bij dit soort mensen die je
niet kent om een baan te krijgen die je niet wilt. Zo gaat dat... het is niet
anders. Ongeveer half één reed ik weg, net op tijd om de afmelding van Jet Set
te missen: ze hadden me vlak voordat het gesprek zou plaatsvinden opgebeld hoorde
ik later. Met nog wat tijd te gaan reed
ik het industrieterrein rond, maakte twee schetsen met aquarel en ging toen de
polder in om er te plassen. Het urineert goed in de polder. Daar maakte ik ook
nog twee schetsen van schapen, en toen moest ik gaan.
Voor een bepaalde tijd kan ik mijn kwaadaardige, subversieve depressieve trekken
wel onderdrukken en de begeerlijke (de normale) proberen uit te hangen. Dat
moest nu gebeuren. Iemand liet me het gebouw binnen, en al snel schudde ik de
hand van ‘mevrouw de Graay’ herself, de directeur van Jet Set reclamebureau.
Het is een jonge vrouw, goedgekleed, of tenminste wat daar in die kringen voor
doorgaat dan... lichtbruin (half negerin, half niet, schat ik: mooie kleur,
mooi haar) en wat de fuck moet ik er verder van zeggen? Ze bood me koffie aan
en ik nam koffie (zwart, altijd zwart). Ze verbood me ‘u’ tegen haar te zeggen…
en toen nam ‘Het Gesprek’ een aanvang.
Ze legde me eindeloos uit over wat voor shitgedoe ze daar allemaal doen. Ik
keek haar diep in haar kapitalistische ogen en liet ondertussen mijn gedachten
afdwalen naar de vreemdste uithoeken van de geest. We zien een harem, een
veehouderij, de geschreven brieven van opgesloten dichters, kwekers van lobelia’s,
een fabriek van suikerklontjes, wrede executies en drogende olieverf… een grap, een werkelijkheid.
Later schrijf ik door... Oh God, wat een ellende! (Sorry!) Vandaag heb ik
mijn toekomst door de plee gespoeld zien worden – een verleden had ik niet en
het heden, daar heb ik het maar liever helemaal niet over. Terug naar het
verhaal. Jezus, wat een…
Ze, Mevrouw de Graay die jij genoemd wilde worden, legde me dus uit wat
voor verdorven praktijken er gebeuren binnen Jet Set en ik knikte vriendelijk, deed
of ik het allemaal machtig interessant vond en maakte af en toe een aantekening.
Daarbij verdrong ik alle opkomende duistere gedachten. Het is echt een kwestie
van de persoonlijkheid uitschakelen (omvormen) en… oh mijn god wat een pijn,
wat een verschrikking. Nooit! Geen! On. Daarom maar naar de feiten. Ze was
onder de indruk van me; zei dat ze ‘een enorm goed gevoel’ had van dit gesprek.
En dat ze in plaats van die baan als corrector ze haar vaste secretaresse er
uit zou gaan gooien om mij fulltime in dienst te nemen. Oh! Vreemd. Opgelucht dat het
over was liep ik naar buiten en ramde de auto kris-kras door het verkeer (wilde
ik dood?) terug naar Hoorn.
Zonder te lachen keek ik een komische serie op TV en ging naar buiten… om
whisky te halen was het plan, maar zag daar later toch maar van af. Beter geen
drank als ik me zo radeloos weet. Ik ging kunstcentrum de Boterhal om 10 voor 5
binnen om de aquarellen te bekijken van een Max Diekman (of zoiets). Om 5 voor
5 was ik weer buiten. Het was wel een goed bezoek, maar Pa heeft gelijk: mijne
zijn mooier. Vreemd genoeg was dat een ontzettend deprimerende gedachte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten